dinsdag 24 mei 2011

Naar Ciriñeula, via Najera en Azofra

14 mei, de tocht van Ventosa, via Najera en Azofra naar Ciriñuela


Ik ontmoet een van de Limburgse dames in de badkamer. Zij vertelt mij dat er een feest is in Santa Domingo de La Calzada waardoor het wel eens heel lastig kan zijn om daar nog een plek te krijgen. Ze heeft dit van de hospitalero gehoord. Het rotgevoel komt weer terug. Ik baal hier zo van. Ik roep dat als ik weer geen plek kan krijgen ik naar huis ga.
“Nee, dat ga je niet,”zegt Ria. Inmiddels weten we de namen van de dames: Ria en Toos. Haar woorden kalmeren me. Zij zegt dat we ook in Azofra kunnen blijven. Azofra is de plek die André en ik wel kennen. We hebben daar geslapen in een hele grote herberg die wij de pelgrimsfabriek zijn gaan noemen. Dan hebben toch nog een flink stuk gelopen en kunnen we de volgende dag Santa Dominga voorbij gaan. Ik word weer wat rustiger nu ik een alternatief zie.



Het heeft ontzettend geregend en het is een stuk frisser als we gaan lopen. Najera is 7 kilometer, die we vrij vlot afleggen. Het druppelt een beetje, maar het is niet nodig om een regenjas aan te doen. Andere pelgrims doen het wel en al gauw lopen er een heel aantal Quasimodo’s voor ons.



Ineens is daar de plek met de poppetjes. Ik had me vergist. De plek was niet vlak na Viana, maar na Ventosa. We lopen al een tijdje over die prachtige rode aarde paden. Ik noem dit stuk van de Camino de Camino van de rode aarde! Op de plek van de poppetjes maak ik ook een poppetje van stenen. Een oma met haar drie kleinkinderen. Toen ik hier in 2001 liep en het niet goed ging tussen Roibín en mij maakte ik een poppetje van een moeder en een zoon. Drie jaar later liep ik de Camino met Roibín en hadden we en geweldige tijd. Misschien zal ik het ooit lopen met een van de kleinkinderen!

We zijn lekker vroeg in Najera. We kruipen een bar aan de rivier in en even later verschijnen daar ook Ria en Toos. We besluiten door te lopen naar een plek die Ciriñuela heet en die 5 kilometer voor Santa Domingo de La Calzada ligt. Om zeker te zijn van een plek besluiten we voor de eerste keer toch een plek te reserveren. Ik bel de Albergue en in mijn beste Spaans weet ik de man aan de telefoon duidelijk te maken dat we er aan komen en dat hij een bed moet reserveren. Met het feest in Santa Domingo de La Calzada willen we het risico niet nemen straks geen bed te hebben. Nu kunnen we gewoon rustig verder lopen zonder stress.

Wij gaan iets eerder weer op pad dan de dames, maar we hebben gereserveerd en wie er het eerst is kan zeggen dat de anderen er aan komen. Het motregent nu echt, maar wij hebben geen zin in regenjassen. Het is ook erg fris. Ik ben blij dat ik mijn vest aan heb.

Direct na het verlaten van Najera is een klim. Nu het niet warm is blijkt het een eitje te zijn. Op de berg voor ons zie ik nesten van ooievaars. Ik heb nog nooit ooievaars op een berg gezien, dus vind ik het bijzonder. Ze vliegen ook over met die grote vleugels van ze. Indrukwekkend!
Het is een mooi stuk waar we lopen. De regen wordt niet erger en mijn vest beschermd me genoeg tegen de kou. Ik geniet van de heuvels, de prachtige rode aarde waar we op lopen. Waar ik ook kijk zijn wijngaarden. Dit is echt de Riojastreek. Soms zitten er nog wat andere velden tussen de wijnvelden in waardoor je prachtige kleurverschillen krijgt. Het is geweldig.



André ontdekt iets in een holletje in een rotswand. Ik pak de camera en het blijken twee torren te zijn die boven op elkaar met iets gezelligs bezig zijn. Ik maak een foto, maar verstoor ook de idylle. De bovenste tor, ik neem aan de man kruipt van de andere tor af en verlaat de arena. Oh, wat vind ik dit soort dingen toch leuk.



Op een andere rots staan ineens een paar schoenen. Er liggen nog wat dingen omheen. Ik neem er een foto van en hoop het verhaal rond de schoenen nog eens te horen te krijgen of thuis zelf te gaan bedenken.

In Azofra treffen we Ria en Toos weer. Ze komen iets na ons de bar binnen. We praten nog even door wat we gaan doen als we aankomen in Ciriñuela.
Als we de weg weer op gaan is het koud en somber geworden. De weg voert door de velden. Het is op een eenzame manier mooi. Er zijn een paar flinke stijgingen, maar daarna gaat de weg naar beneden. Sneller dan we verwachten zijn we bij het golfresort. We moeten nu stukje van de Camino af. Mijn voeten doen pijn, dus ik ben blij dat we er bijna zijn. De weg voert ons een uitgestorven dorp in. Aan het einde van het dorp is een bar. Het is er heel druk met schreeuwende rokende Spanjaarden. Pelgrims zien we er niet. We wagen het toch om de bar in te gaan en daar is een vriendelijke man die ons naar een huis in het dorp brengt waarin de Albergue gevestigd is.



Het is allemaal keurig. We gaan een trap af naar een souterrain. Er is een zaal met 16 bedden en wij zijn de eerste.  We gaan lekker douchen in een heel klein en erg onhandig badkamertje waar de deur niet van op slot kan. Terwijl we in de badkamer zijn horen we de stemmen van Ria en Toos. Ze zijn ook goed aangekomen.  

Er komen bij ons in de zaal geen mensen meer bij. Er is dus plaats genoeg en we hadden niet hoeven te reserveren. Wel worden er nog twee stellen naar aparte kamers begeleid. Die zijn er namelijk ook in deze Albergue. Al met al zijn we dus met 8 mensen in deze Albergue.

We gaan naar de bar. We eten een heerlijke salade. De rokerige Spanjaarden zijn naar huis en nu is er een familie die aan de grote tafel gaat eten. Het is gezellig met twee kinderen die door de zaak rennen. Als ik  mijn salade op heb ga ik zitten met de laptop. Van schrijven komt niets. Er gebeurt van alles in de bar. Toos en Ria komen ook bij ons zitten. We kletsen en hebben het gezellig. Dan komen er een paar Spanjaarden binnen met hoedjes van krantenpapier. Het zijn wijnboeren die hier komen golven. Ze zijn in een mum van tijd dronken, maar op een leuke manier. Ze zingen en lachen en maken golfbewegingen met de kruk van een van de mannen, die kennelijk een blessure heeft. Ze komen ook bij ons. André is flink in de stemming na een fles wijn, dus het wordt steeds gezelliger. Om 19:00 uur mogen we aan tafel. Voor de plaatselijke kroeg serveren ze prima eten. Ik heb een heerlijke gegrilde zalm. De mannen komen bij ons aan tafel en we maken foto’s van ze. Het is een heel bijzondere avond in deze kleine dorpskroeg.


Om 21:00 uur gaan we terug naar de Albergue. Ik krijg André bijna niet mee, zo gezellig heeft hij het met de mannen. Maar morgen moeten we weer vroeg verder. Het is echt tijd om ons bed op te zoeken.

Ik loop vooruit, want André staat nog even te kletsen op zijn manier met de Spanjaarden. Ik weet niet meer welke deur van de Albergue is. Ria en Toos zijn me voorgegaan en hebben de sleutel bij zich. Ze zouden de deur open laten. Ik zie geen open deur dus denk ik dat ze het vergeten zijn. Ik rammel aan de eerste en beste deur die me bekend voor komt. Niemand reageert. Ik loop een stuk verder en open een deur. Ik ben in een huis. Ik ga er snel vandoor. Dan zie ik gelukkig André, die ondanks dat hij wat veel van de wijn heeft gedronken de weg nog wel weet.

Terug in de Albergue ga ik nog wat schrijven in mijn dagboek. De anderen zijn al heel snel in slaap. Uiteindelijk kruip ik ook mijn slaapzak in. Morgen weer vroeg dag!
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten