zaterdag 11 juni 2011

Santiago in zicht!

De laatste kilometers, via Palas de Rey, Ribadiso en Pedrouzo-Arca



Nog vier dagen lopen en dan zijn we er. Het is niet voor te stellen dat we al bijna 700 kilometer gelopen hebben en dat er nu nog slecht 89 kilometer te gaan is. We hebben gisteren een heerlijke relaxt middagje gehad in Portomarin, het stadje dat ooit werd verplaatst vanwege de aanleg van een stuwmeer. Iedere keer dat ik over die lange brug het stadje in loop ben ik weer onder de indruk. Deze keer was de waterstand zo laag dat de oude pelgrimsbrug, die normaal onder water staat en de oude ruïnes van de oorspronkelijke stad zichtbaar waren. Normaal staat het water alleen in de zomer zo laag.
Gisteravond hebben we over de oude brug gewandeld, die nog uit 1100 stamt. De nieuwe brug loopt er boven.


Als we Portomarin uitlopen is het fris. De lucht is grijs. Dat hebben we al in geen dagen meer gehad. Het ziet eruit alsof we nog alle kanten op kunnen met het weer. Het kan nog opklaren, maar het kan ook gaan regenen. Helaas is het laatste het geval. Het begint met motregen. Wij zijn nooit zo bang van een paar druppels, maar om ons heen gaan de regenjassen en tasbeschermers aan. Wij lopen gewoon door. Heel vaak zet de regen niet echt door. Ineens begint het harder te regenen. We moeten er toch aan geloven! Ik moet mijn hele rugzak uitpakken om bij mijn cape te komen. Inmiddels is alles behoorlijk doorweekt. Ik raak ontzettend geïrriteerd. Ik heb hier dus geen zin in. Ik gooi de regencape over mijn rugzak. Ineens lijk ik op Quasimodo.





Ik heb echt even een dip. We moeten een paar keer flink klimmen. De weg is ook niet interessant. Gelukkig houdt de regen niet echt lang aan. We pauseren in een herberg waar we vijf jaar geleden geslapen hebben. Onze Nederlandse vrienden, Henny en Frans uit de Ardennen, van wie we in Portomarin afscheid genomen hebben zouden gisteren proberen tot hier doorlopen. Een ongelooflijk eind nog vanuit Portomarin, maar zij wilden er vaart achter zetten, want ze hadden er genoeg van. Ze hadden er inmiddels 100 loopdagen opzitten. Drie maanden geleden zijn ze vertrokken vanuit Rome. Dan is het begrijpelijk dat je er op een goed moment genoeg van hebt. We missen ze wel. Zij liepen harder dan wij, maar we zagen elkaar bij elke bar. Ze hadden wat barren betreft hetzelfde ritme als wij. Een kopje koffie hier, een sapje en een boccadillo daar. Wel vier keer per dag zagen we elkaar en maakten we een praatje. In Barbadelo, het dorpje na de grote stad Sarria, hebben we ook samen gegeten in Casa Carmen. Dat ging gepaard met een heleboel glazen wijn. Gewoon hele gezellige mensen!



Als we later verder lopen is de regen gestopt, maar het is somber en kil. Galicia laat zien waar het bekend om staat. Nat!
Om een uur of drie komen we in Palas de Rey aan, een saai en oninteressant stadje. We hebben weer een folder in onze hand gedrukt gekregen van een man, die me aan Uri Geller doet denken. Het is een folder vol beloften over zijn Nuevo Albergue. We weten inmiddels dat het heel vaak grote onzin is wat ze allemaal aanprijzen en dat zo'n Albergue helemaal niet nuevo is, maar al jaren bestaat met alle mankementen die in de loop van de jaren ergens kunnen ontstaan. Maar we besluiten het deze keer toch maar uit te proberen.
Deze Albergue is wel degelijk nieuw. Het is er niet gezellig, maar alles wat ons beloofd is in het foldertje is er ook. De Uri Geller man maakt speciaal voor ons een zaal open. Wij zijn de eerste. We krijgen een pak papieren lakens en een sloop mee voor op het bed. Dat zie je veel in Galicia en dat is heel prettig en hygiënisch. Ik gooi 's nachts altijd mijn slaapzak open en voor je het weet lig je dan op een heel goor matras. Nu dus niet.
We zijn ook de eerste in de douches, die nog geuren naar schoonmaakmiddel. Het zijn heerlijke warme douches en die vind je ook niet overal. Kortom...we zijn tevreden over deze Albergue.
Ik ben moe en duik mijn bed een paar uur in. Heerlijk!



Als we de volgende ochtend vertrekken in de richting van Ribadiso is het droog, maar wel koud en bewolkt. Net als gisteren kan het nog alle kanten op met het weer. Overal zien we nu de karakteristieke Hórreos, de maisopslagplaatsen van Galicia. Ik noem ze altijd de Granny Dump, omdat ze een beetje op een doodskist lijken en een prima opbergplaats zouden kunnen zijn voor vervelende oma's en schoonmoeders. De platte stenen moeten ervoor zorgen dat er geen muizen in kunnen kruipen en de gaatjes zorgen weer voor lucht voor de maiskolven. Je ziet ze overal. Sommigen zijn heel erg oud, anderen zijn net nieuw. Ze worden nog steeds gebouwd. Het lijkt mij wel een leuk tuinhuisje voor mijn kleinkinderen.
De eerste break houden we in het gehucht Cota. Daar zit de tent van Die zwei Deutscher, een bekende bar op de camino, die ook in boekjes genoemd wordt. Mijn maag is niet helemaal geweldig dus neem ik thee. Zowel de koffie als de thee is lauw. Koffie zetten kunnen ze niet bij Die zwei Deutscher. Ik herken de bar van de vorige keer aan het toilet. Daar staat een bad in. Zoiets onthoud je wel, als je al weken onder lullige straaltjes staat te douchen. Maar een bad nemen behoort niet tot de mogelijkheden. Er staat een enorme rij dames voor het toilet. Mannen staan niet in een rij. Die hangen de boel onderweg wel even buitenboord.

Als we de vieze lauwe bak ophebben gaan we verder. We willen rond de middag in Melide zijn, de pulpostad van Galicia. Pulpo is inktvis. In heel Galicia kun je pulpo eten, maar Melide staat bekend om zijn eerste klas kwaliteit. Eens in de vijf jaar heb ik zin in pulpo. Daarna heb je er ook meteen weer voor vijf jaar genoeg van. Maar vandaag ga ik geen pulpo eten. Mijn maag zegt dat ik dat beter niet kan doen.

Ik ben gestopt met het smeren van mijn voeten met de Diclofenaczalf. De jeukbulten beginnen te verdwijnen. Het was duidelijk een allergische reactie op die zalf. Het nadeel is dat mijn voeten na drie kwartier lopen pijn gaan doen. Het heeft iets met de circulatie in mijn tenen te maken. Als ik even ga zitten trekt de pijn weg en kan ik weer even verder. Totdat het weer begint. Met die zalf kon ik veel langer doorlopen. Nu moeten we vaak even stoppen.

Vlak voor Melide krijg je het stadje Furelos, bekend om zijn prachtige oude brug. Ik ben helemaal opgewonden als ik de brug weer zie. Aan de andere kant is een klein kerkje waar je een stempel kan halen. Op de laatste 100 kilometer moet je regelmatig een stempel halen om in Santiago aan te kunnen tonen dat je gelopen hebt en niet de bus hebt gepakt.



Vlak voor de brug lopen op een oprit naar een huis twee piepkleine katjes rond. Eentje heeft een siamees uiterlijk. Ik ben er helemaal weg van. Ik pak het kleine bolletje op en voel met blijdschap dat het katje lekker mollig is, een zacht vachtje heeft en schone oogjes. Heel anders dan het verschrikkelijke stumperdje wat ik vlak voor Sarria in het raam van een ruïne zag zitten, bijna levenloos. Ik heb het in de schaduw gelegd en wat water uit mijn waterzak op de stenen gespoten, maar ik vrees dat het diertje ten dode opgeschreven was. Maar deze katjes zijn levendig en gezond.





















We drinken een biertje en eten iets in Melide en gaan dan snel verder. Vanaf Melide is het nog 9 kilometer naar Ribadiso, waar een mooie Albergue is aan de rivier. Daar wil ik naar toe. In het totaal is het 26 kilometer lopen en daarvan hebben we er nu 17 gehad. Even doorzetten dus met mijn zere voeten.
Een paar kilometer na Melide krijgen we een enorme steile helling. Hijgend en puffend worstel ik mijzelf naar boven. André danst voor me uit. Hij heeft 17 kilo op zijn rug, maar hij loopt mij er zo uit. Boven aan de helling duiken we weer een barretje in. Ik kijk mijn boekje na en zie dat we na deze helling zo Ribadiso in moeten wandelen. Helaas, helaas...er komt nog een helling. Weer worstel ik mijzelf naar boven. Dan mogen we dan eindelijk dalen. De helling af is ook zwaar. Je moet je steeds tegen houden om te voorkomen dat je knieën steeds een op donder krijgen. Maar ik verkies het toch boven die klimpartijen. Ik ben daar gewoon niet goed in.
En dan zien we ineens de Albergue liggen, vredig aan de rivier. Het goede nieuws is dat er nog plaats is. Wat hebben we toch steeds een geluk. We vertikken het om van te voren iets te bespreken wat veel andere pelgrims wel doen uit angst dat een albergue anders vol is. Bespreken hoort niet bij de camino, vinden wij. Tot nu toe is het ons altijd gelukt om een plek te krijgen. In Barbadelo was het even lastig. Drie Albergues waren vol, maar gelukkig was er nog een vierde, die wel plaats had. Ook nu is er plaats en we krijgen zelfs twee benedenbedden naast elkaar, zodat ik weer een tegen André aan kan kruipen. De slaapzaal is in een verbouwde schuur en ik lig naast een oude schouw of oven. Daar kan ik prachtig mijn spullen neerzetten. Vaak heb je zo weinig ruimte voor je spullen, hier heb je ruimte genoeg.

Trappetje op links is de slaapzaal




We duiken eerst de bar in. We hebben al gezien dat de douches buiten zijn in een tochtig hok en daar hebben we nog even geen zin in. In de bar is uitstekende WiFi. Ik werk de hele middag aan een blog en André kijkt op zijn mobiel het nieuws na.
Dan moeten we er toch aan geloven. We duiken de koude douches in. Het water is wel warm, maar het tocht er zo verschrikkelijk dat het toch een akelige ervaring is die ik zo snel mogelijk tot een goed einde wil brengen.
Inmiddels heb ik gezien dat er een hond bij de poort ligt. Ik heb die hond onderweg ook al gezien. Hij hoort bij een Spaans gezin, bestaande uit een jong meisje van Caitlín's leeftijd, een jongen en een vader. De hond heet Junior. Junior mag in deze Albergue mee, maar niet in de slaapzaal. Hij moet buiten blijven liggen.
Als we na het eten in bed kruipen komt er ineens iets zwarts de slaapzaal op. Het is Junior. Zijn baas heeft hem meegesmokkeld, maar Junior gaat eerst op onderzoek uit. Hij hangt zijn grote zwarte kop in mijn schoot. Niemand klaagt over zijn aanwezigheid, dus slaapt Junior op de grond achter het bed van zijn baas.


De volgende ochtend worden we gewekt door een opgewekte Junior, die heerlijk geslapen heeft, net als wij.
Vandaag gaat de tocht naar Pedrouzo-Arca. Dat zal de laatste Albergue worden. De volgende dag zullen we in Santiago aankomen en nemen we een kamer in een hostal. Daar zijn we wel aan toe. Even geen 30 anderen om je heen met al hun geluiden en irritante nachtelijke gewoonten.

Als we vertrekken hangt er een dikke mist boven de velden. Prachtige plaatjes geeft dat! Bij de uitgang van het dorp zien we een zon die verwoede pogingen doet om tevoorschijn te komen. We verlangen ontzettend naar weer eens wat zon op onze huid te voelen. Al drie dagen hebben we geen zon gezien.


De tocht van vandaag is rustig. We lopen op kleine paadjes, langs weilanden en door kleine dorpjes. Ook lopen we nu regelmatig door een eucalyptus bos. De lange dunnen stammen met afbladderend schors zijn zeer kenmerkend voor deze streek.



In de bar waar we koffie drinken zie ik ineens Junior langskomen. Ik roep hem en hij komt direct naar me toe. Maar er zijn ook katten op het terras. Een zwart wit katertje en een poes die duidelijk in blijde verwachting is. Van hem waarschijnlijk. Junior heeft het op de kater voorzien, dus even later rennen ze met z'n tweeën tussen de tafels door. Baas niet blij! Mijn schuld!



In de middag lopen we langs twee monumenten voor gestorven pelgrims. De eerste is een beroemd monument. Het monument bestaat uit een paar schoenen in brons die de familie van de overleden man, die net voor Santiago overleed, voor hem heeft opgericht. Het tweede is een recent monument. Het roept pelgrims op om Myra, een 52 jarige Ierse in hun gebeden te herdenken. Zij heeft Santiago wel bereikt, maar is daar toen vredig in haar slaap overleden. Ik ben onder de indruk. Deze vrouw is net zo oud als ik!


Kort na de twee monumenten komen we in Pedrouzo. Raar idee dat we onze laatste nacht in een albergue tegemoet gaan. We kiezen weer voor een albergue waar ik een foldertje van heb meegenomen. Het is een grote, mooie, nieuwe albergue. Er wordt mooie ontspannende muziek gedraaid. Erg prettig. Ik duik weer een paar uur mijn bed in met een muziekje op mijn hoofd. Daarna een hapje eten in de bar er tegenover. Een hamburgerschotel. Ach, wat kan zoiets ineens lekker zijn na al die laffe pelgrim menu's!

En dan is het 9 juni, de dag dat we in Santiago aan gaan komen. De eerste uren lopen we weer voornamelijk door eucalyptusbossen. Ik snuifde geur nog maar een keer goed op. Overal langs de weg staan de caminopaaltjes af te tellen. Nog 17 kilometer, nog vijftien.....het gaat nu hard. 



Er zijn vandaag stukken blauw te zien. De zon gaat vandaag doorbreken. Ik voel het. Ik ga Santiago in met zon.
We moeten veel stijgen op het laatste stuk. Na 2 uur zijn mijn voeten moe en wil ik een bar. Pas na dik 2 1/2 uur lopen kunnen we ergens zitten. Alle bekende gezichten trekken weer langs. De Duitser met de cowboyhoed, de Duitse moeder en dochter met wie we in Ribasiso aan tafel hebben gezeten. Allemaal gaan ze vandaag Santiago bereiken.
We gaan snel verder. Voor we er erg in hebben hebben we Monte de Gozo ineens bereikt. Van hier kun je Santiago zien liggen. Ik voel mijn maag kriebelen. Hier hebben we voor gelopen. We hebben ons doel bijna bereikt.
De laatste vijf kilometers gaan in. Al na 20 minuten ben je op de brug die Santiago inleidt. Daar staat het bord. SANTIAGO. Nog 100 meter...dan zijn we er.



Nu krijgen we vleugeltjes. Het is zo leuk om alles weer terug te zien. Daar lopen we langs dat oerlelijke hoofd waarvan ik me altijd al heb afgevraagd waarom ze zoiets vreselijks ergens neerzetten.

Dan worden de straatjes nauwer. De oude stad komt in zicht. We steken een druk kruispunt over. Dan slaan we een nauw straatje in. Nu kunnen we de toren van de kathedraal ieder moment in zicht krijgen. Nog meer kriebels in mijn buik. En dan ineens is hij daar. Hij staat wel in de steigers, maar wat maakt dat uit. Nog een klein stukje. Ineens staan we op het pleintje voor de zijingang. Ik kijk op André zijn horloge. Het is 1:27. Via de zijingang gaan we de kathedraal in. De dienst is voorbij, maar die pakken we morgen wel mee. We lopen naar de pilaar waar je je hand in kunt leggen. Die staat achter een hek. Je mag er niet bij. Voor de graftombe van Jacobus staat een lange rij. Daarom gaan we gewoon even zitten en om ons heen kijken. Er klinkt muziek uit de luidsprekers. Het is geen live koorzang wat we horen, maar een bandje. Ook dat maakt niet uit. De sfeer in deze prachtige kathedraal is overweldigend. Vanaf waar we zitten kunnen we achter het altaar mensen langs Jacobus zien trekken. Tenminste..langs zijn beeld. Je slaat je armen even om zijn koperen hals, behangen met juwelen. Als het niet druk is gaan wij het ook doen. Het het hoort gewoon bij het einde van de camino. We zijn niet heel erg religieus, maar aan sommige rituelen geef je je gewoon over.
Langs de hoofdingang met de prachtige grote trap gaan we naar buiten. Op het plein blijven we even staan. En dan is er opeens de zon. De hemel trekt open en de zonnestralen verlichten de voorkant van de kathedraal. Ik wist het. We zouden Santiago met zonneschijn binnenkomen.






dinsdag 7 juni 2011

Over de bergen naar Galicia.

Naar Galicia


2 juni, La Faba

Het is al 3 uur als we La Faba, een plaatsje hoog in de bergen vlak voor Galicia, bereiken. Ik ben kapot. We hebben ontzettend veel moeten klimmen vandaag. Vanuit Villafranca del Bierzo zijn we de Camino Duro, de zware Camino, op gegaan. Die gaat niet over de weg, maar leid je over de bergen. De uitzichten daar zijn fantastisch, maar om boven te komen en van die uitzichten te kunnen genieten moet je een uur klimmen. Eenmaal boven is het puur genieten.


La Faba heeft een prachtige herberg naast een klein kerkje. De hospitalera, een Duitse vrouw met een Nederlandse partner, vertelt ons dat er die avond een dienst zal zijn in het kerkje en dat er twee benedictijner paters een rituele voetwassing zullen uitvoeren. Heel leuk, maar voorlopig zijn we vooral blij dat we er zijn.
Na een douche duiken we de enige bar in die het dorp rijk is. Al gauw krijgen we gezelschap van twee Nederlanders met wie we al een paar dagen optrekken. Het zijn gezellige mensen. De glazen wijn vliegen over tafel.
We eten ook in de kroeg. Tijdens de maaltijd krijgen we bezoek van een grote hond die ook graag een hapje mee-eet.



Om 20:00 uur is de dienst in het kerkje. De paters zijn twee sympatieke Spanjaarden die erg hun best doen om duidelijk Spaans te spreken. De hospitalera vertaalt zo nu en dan. Maar eigenlijk is alles vanzelf al duidelijk. We beginnen met een lied. We hebben een blaadje en kunnen allemaal meezingen. Daarna is het het ritueel van het doorgeven van een kaars. Iedereen die het wil mag hard op of in zichzelf een wens uitspreken. Het is heel mooi om iedereen zijn wensen te horen uitspreken. Sommige pelgrims raken erg geëmotioneerd. Dan worden er mensen naar voren gevraagd die deel willen nemen aan de rituele voetwassing. Ik ga ook naar voren.

Het is een prachtig ritueel. Met zes mensen zitten we op een bankje voor in de kerk. De twee paters wassen de voeten van de eerste persoon op het bankje, een vrouw. Ze gieten water over de voeten, drogen ze en drukken er een kus op. Het is ontroerend, om onze voeten, die zo te lijden hebben tijdens de tocht, zo liefdevol behandeld te zien worden.
De vrouw die als eerste haar voeten gewassen krijgt helpt daarna met het wassen van de voeten van de persoon naast haar. De paters begeleiden het ritueel. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is kussen de pelgrims die deelnemen aan het ritueel elkaars voeten. Het is mooi en liefdevol.



Na het ritueel van de voeten vragen de paters of wij de wereld willen helpen veranderen, maar niet door naar elkaar te wijzen, maar door bij ons zelf te beginnen. We maken een kring rond het altaar en houden elkaars handen vast. Dan wordt het Onze Vader gebeden, ieder in zijn eigen taal. Dan wensen we elkaar vrede toe, La Paz! Iedereen omhelst elkaar. Het voelt heel warm, ook al ben ik van huis uit niet heel erg religieus opgevoed en André ook niet.

Na afloop van de dienst drinken de paters gezellig een glaasje wijn met ons in de tuin van de albergue en steken ze een sigaretje op. Ze willen ook best met ons op de foto.




Het is tijd om naar bed te gaan. De ene na de andere pelgrim verdwijnt de albergue in. Wij gaan ook. Ik ben best moe van die hele dag klimmen. Morgen zullen we Galicia bereiken. Hoog in de bergen staat de mooie gekleurde stenen paal die aangeeft dat we in Galicia zijn en aan het laatste deel van onze pelgrimstocht gaan beginnen.

3 juni, naar Galicia





Ik heb beroerd geslapen. Ik heb ineens jeukende bulten gekregen. Niet de beroemde bedbugs, hoop ik. In elk geval heb ik er niet van kunnen slapen. We ontbijten samen met de Nederlanders in de enige bar. Ze vertellen dat de albergue waar zij geslapen hebben, er zijn er twee in La Faba, een wc heeft die tegelijkertijd de douche is. Zo'n "staan" geval. Na het ontbijt moeten we maar even gaan kijken.
Na het ontbijt lopen we even mee naar de andere albergue. Het is een alternatief gebeuren met wierook, boeddha's en esoterische muziek. Het ziet er wel heel mooi uit en de Nederlanders hebben er heerlijk vegetarisch gegeten, een zeldzaamheid op de Camino. De slaapzaal is in een schuur. Er zijn grote houten bedden gemaakt. Voor de wc moet je een trapje op naar een verhoging. En ja hoor..daar staat de douche-wc. Om te plassen ga je op de voetdingen staan, maar als je wil douchen dus ook. Ik ben er niet erg van gecharmeerd, maar de Nederlanders zeggen dat het allemaal reuze meevalt. Je wordt makkelijk op de camino!




Dan gaan we op weg. Ik ben niet fit en sleep me de berg op. We moeten weer flink klimmen, maar de uitzichten zijn prachtig. De zon komt langzaam van achter de berg tevoorschijn. Het ene moment loop je in de schaduw, het volgende moment in de zon. De brem langs de kant van de weg licht op als kleine lampjes. Prachtig.


Dan ineens is daar de paal. Nog een paar stappen en we zijn in Galicia. Vanaf nu zullen er paaltjes langs de weg staan die aftellen naar Santiago. Nog een week lopen en dan zullen we aan het einde van onze tocht zijn. Een raar idee, treurig en heerlijk tegelijktijd.