vrijdag 27 mei 2011

Natuur op de Camino.

Natuur onderweg.



We zijn nu precies 4 weken en 2 dagen aan het lopen. Op 6 mei vertrokken we uit St. Jean Pied de Port, nu zijn we over 4 dagen in Santiago de Compostela. We zijn bij Vilafranca del Bierzo de bergen over gegaan. Zware tochten waren dat. We hebben geslapen in het kleine bergplaatsje La Faba, nog 5 kilometer van O Cebreiro, het begin van Galicia. Galicia is prachtig. Het regent er veel en daarom is het er groen met de meest fantastische dikke sprookjesbomen, maar het stuk wat we achter ons hebben liggen was ook fantastisch en kenmerkte zich door heel bijzondere natuur.
We hebben heel wat kilometers afgelegd met langs de weg de mooiste veldboeketten. Klaprozen, korenbloemen, koolzaad en nog veel meer.



Het liefst had ik er een groot boeket van gemaakt en meegenomen voor thuis op tafel, maar ja...je bent onderweg en thuis is op dit moment een albergue die je deelt met nog 60 andere pelgrims.
Ieder dag opnieuw worden we hier getracteerd op de prachtigste vogelconcerten. Er zijn vogels die je direct ziet zitten. Ze zitten op het hoogste punt van een struik. Het geluid dat ze voortbrengen is niet heel mooi. Het klinkt als gekraak en ik ben de vogel kraakmans gaan noemen. Ik weet nog steeds niet welke vogel het is, wel dat hij niet schuw is en vaak van heel dichtbij te bewonderen is. Er zijn ook vogels die juist prachtig zingen, maar die je niet ziet, hoe je ook je best doet. Vaak blijf ik even staan, mijn pijnlijke voeten vinden dat heel prettig, en dan probeer ik de zanger te spotten. Meestal zonder succes.

kraakmans

Een andere favoriet vogeltje van ons is kuifmans. Kuifmans komt voor op wegen die lang en saai zijn. Hij scharrelt op het asfalt naar....ja naar wat. Insecten misschien? Vaak wordt hij bijna overreden door een auto, maar hij is toch altijd op tijd weer weg. Wij zijn geen vogelaars en hebben dus geen idee wat kraakmans en kuifmans voor vogels zijn.



Maar behalve kraak en kuif zijn er nog zoveel andere prachtige vogels te bewonderen. Toen we op een gegeven moment langs een veld liepen zagen we ineens iets wat in eerste instantie leek op een ooievaar, vanwege de enorme spanwijdte, maar al gauw zagen we dat het niet de specifieke vlucht van de ooievaar had met de lange snavel naar voren en de lange poten naar achter uitgestrekt. Na onderzoek op internet ontdekten we dat het een monniksgier moest zijn, een gierensoort die naast de vale gier hier voorkomt. Nog nooit eerder heb ik zoiets groots door het luchtruim zien gaan.



Ooievaars zie je hier op iedere toren. In ieder nest zie je ook de lange wat onandige nekjes van de jongen uitsteken. Gisteren zagen we zelfs een hele kudde door een veld scharrelen op zoek naar kikkers, muizen, sprinkhanen en andere insecten. Vanuit de verte leek het echt een kudde schapen, maar toen we dichterbij kwamen zagen we dat het dus ooievaars waren.


In het bergplaatsje Foncebadón, wat zo'n 25 kilometer na Astorga ligt, heb ik een geweldige middag gehad. In een weitje stonden een aantal paarden. Het waren geen half wilde paarden zoals we in de pyreneeën gezien hadden, maar wel paarden die een zekere vrijheid genoten. Er was een hengst, die het voorzien had op een van de merries. Zij vond hem ook leuk, maar iedere keer als hij toenadering zocht en haar besprong trapte ze hem weg.



De hengst raakte hier hevig gefrustreerd door en steigerde en trapte om zich heen. Als hij dan weer tot rust was gekomen en aan het grazen was kwam de merrie naar hem toe en begon hem zachtjes in de hals te bijten waarop de hengst opnieuw opgewonden raakte. Op een goed moment renden ze achter elkaar aan door het weiland, daarbij grote commotie veroorzakend onder de koeien.
Dit spel ging zo'n drie kwartier achter elkaar door, fascinerend om te zien. Of het voor de hengst daarna nog tot een bevredigend einde is gekomen heb ik niet meer afgewacht.

Natuurlijk zijn er ook veel insecten onderweg. Een dier wat je hier veel ziet vliegen is een dik zwart insect met paarse vleugels. Ze zijn de enige insecten die ik wel eens op de bremstruiken zie zitten.



Vlinders lijken de brem te mijden. Misschien houden ze niet van die heerlijke zoete geur waar wij af en toe door bedwelmd worden, of misschien zit er niet genoeg honing in.








dinsdag 24 mei 2011

Op weg naar Sahagun, de helft van de Camino!






23 mei, van Calzadilla de la Cueza naar Sahagun

Na een onrustige nacht schiet nog voor 6:00 uur het licht aan. De meute is al lang daarvoor in beweging gekomen. De man met het apneumasker heeft zichzelf al losgekoppeld. Hij is vast goed uitgerust, want om 2:00 uur de vorige middag lag hij al te slapen en na even wakker te zijn geweest lag hij er om 17:00 uur weer in. Veel pelgrims liggen hele middagen in bed en doen en zien verder helemaal niets. Ze beginnen om 6 uur met rennen, zien geen vogel en geen bloem, zijn om 12:00 uur voor de Albergue en kruipen na het douchen in bed.



Ik hijs me uit bed en begin met het dagelijkse ritueel van mijn rugzak inpakken. Dan is het wel handig dat het licht al aan is, want iedere dag is het weer een enorm gedoe om er voor te zorgen dat je de helft niet vergeet.
We ontbijten in de bar van het Hostal samen met de baasjes van Punto, die in het Hostal hebben geslapen. Punto mocht ook in de kamer, dus konden ze eindelijk weer eens een nachtje met zijn drieën doorbrengen.



Na een koffie en tostados gaan we op pad. Er hangt mist over de velden. Op rechts probeert de zon zich uit de dikke grijze massa los te maken. Het ene moment lukt het en staan de toppen van de bomen in het licht, het volgende moment heeft de mist de zon weer opgeslokt.



De spinnenwebben tonen weer hun dauwpareltjes en ook de grassprieten hangen vol. Ze bewegen zachtjes in de wind. Zo mooi. We lopen op ons dooie akkertje van alles te genieten. Voor ons begint de mist op te trekken. De zon is nu volledig door de mist heen gebroken en laat zijn stralen over de velden gaan.





We lopen over een prachtig pad met aan weerszijden schitterende bloemen. Er zijn wilde rozen, lavendel, wilde kamperfoelie en iets dat op een roos in de knop lijkt, maar geen dorens heeft. Ook is er steeds meer brem, grote hoge struiken die een zoete geur verspreiden.



Zonder pijn aan mijn voeten komen we in Ledigos aan waar we koffie drinken in de bar van de Albergue waar we de vorige keer een klein kamertje hadden voor ons tweeën. Het is leuk om weer op die plekken te zijn. Aan een tafel zit de Duitse vrouw waar we gisteren even mee op een bankje hebben gezeten toen we die lange vlakte overstaken. Ze vraagt naar mijn voeten en geeft me twee tabletten van een homeopathische pijnstiller om uit te proberen. We wisselen e-mailadressen uit voor het on line fotoalbum dat we gaan maken.
Dan gaan we verder. We lopen door de velden met heuvels aan weerzijden. Tussen de heuvels strekken zich velden in allerlei kleurschakeringen uit.

Het eerste dorp Terradillos de los Templarios lopen we door. Onder een stenen torentje met daarop een grote gele pijl zit een oud mannetje wat te mijmeren in de zon. Het lukt me om hem ongemerkt op een foto te krijgen, want het is een uniek beeld.

Halverwege het volgende dorp slaat de pijn weer toe. André zoekt een plek waar ik even kan zitten. Er staan twee bankjes en het is er mooi. We eten oud stokbrood met Sardines. Het smaakt erg lekker. We worden gepasseerd door Rebecca met wie we gisteren in de tuin een hele tijd gepraat hebben. Ze is 26 en loopt de Camino vanuit haar woonstad Trier. Ze heeft al twee maanden door Frankrijk gelopen en is blij dat ze dat gedaan heeft. In Frankrijk zijn niet veel pelgrims en is de situatie heel anders dan in Spanje. Ze heeft goed na kunnen denken over wat ze verder wil met haar leven. Ze had een droom, maar die kon ze niet waarmaken. Ze wilde iets met kunst doen, maar dat is niet gelukt. Nu heeft ze ontdekt dat ze iets met mensen wil doen en gaat ze na de Camino een sociale studie volgen. Ze slaapt onderweg in haar tentje, want ze heeft nog maar €30 tot Santiago. Gelukkig mag ze vaak voor niets in de albergues slapen en krijgt ze ook regelmatig iets te eten van anderen. Wij hebben haar ook iets gegeven om haar tocht voor haar wat makkelijker te maken. Zo dapper om op die leeftijd met je tent op pad te aan.

Na 20 minuten kan ik weer verder. We lopen Moratinos door. In een veld vlak voor San Nicolás del Real Camino, zie ik twee stoelen midden in een veld staan. Ik loop er naar toe. Het ene stoeltje is prachtig. Het heeft een leren zitting waarin een afbeelding is gemaakt. Het lijkt wel een antiek stoeltje. Ik ga er op zitten en zo hebben mijn voeten een paar minuten rust. Daarna lopen we door naar het dorp dat al voor ons opdoemt. Op het terras van de albergue daar nemen we ons eerste biertje. Het is bijna 11:30.



Het is een leuk pleintje. Zwaluwen vliegen over ons hoofd en op de toren zit een jonge spreeuw die om zijn ouders roept. Hij kan prima vliegen, maar wappert met zijn vleugels alsof hij nog gevoerd moet worden. Voor onze voeten hupsen musjes.



Dan moeten we toch echt weer verder. Het is vandaar nog 8 kilometer naar Sahagun. Het laatste stuk is zwaar. Het begint echt warm te worden. De zon dendert op ons neer. Ik voel de hitte in mijn schoenen toenemen en kort daarna beginnen ze te branden en te prikkelen.  We lopen op een mooi pad tussen de struiken brem door. De heerlijke zoete geur streelt onze neusvleugels. Opvallend is dat vlinders de brem voorbij vliegen. Wel een groot zwart dik hommelachtig beest met paarse vleugels die trillen als de propellers van een helikopter landt van tijd tot tijd op de brem. Het lukt me eindelijk om dit super beweeglijke insect te fotograferen. Even later vliegt er weer een voor me uit. Als ik goed kijk zie ik dat het er twee op elkaar zijn. Ze landen met z’n tweeën op de brem en daar gaan ze ineens weer uit elkaar.

Vlak voor Sahagun voel ik dat ik weer even uit mijn schoenen moet. Bij de Ermita Virgen del Puente, de maagd van de brug, willen we even stoppen en het kapelletje bekijken. Helaas wordt het gerenoveerd en zijn er werklui aan het werk. We gaan even aan een picknicktafel in de schaduw zitten. Aan tafel zit een Spanjaard een grote bak Tuna(tonijn) te eten met hompen stokbrood. De wijn drinkt hij uit een pak. Aan zijn voeten ligt een hond en achter hem staat een tent. Op de boom hangt een bordje Toni Medi. We vragen ons af of deze man misschien Toni Medi heet en hier met  zijn tentje zijn intrek heeft genomen, of dat hij gewoon een van de arbeiders is die aan de renovatie van de kerk werkt. Het zal altijd een raadsel blijven.  Het geheim van Toni Medi.

Het laatste stuk is warm en leidt over een afschuwelijke weg met stenen. We hebben een kaartje gekregen van een man op een brommer, die ons in zijn alberque wil hebben. Er zijn allerlei faciliteiten. Als we Sahagun via een industriegebiedje inlopen staat er al direct een verwijzing naar de albergue. Het is nu echt bloedheet en in eerste instantie zien we alleen een hostal. Als we het terrein voor de Hostal oplopen komt er onmiddellijk een man op ons af, de man van het brommertje met zijn rode T-shirt van vodafone. Ja, dit is de albergue en we moeten hem volgen. We worden naar de achterkant gebracht en daar is inderdaad de albergue.
Er zijn nog twee bedden vrij in een klein hoekje. Er zitten muurtjes tussen de bedden, zodat er een soort kamertjes zijn ontstaan voor 8 mensen. Ons hoekje is tegen de muur en alleen plaats voor 4. Erg prettig!

We stallen onze spullen en gaan het terras op. Biertje! Erg duur voor Spaanse principes! Daarna douchen en even het stadje in. Weer geen rekening gehouden met de siësta! Alles is dicht. We drinken een wijntje met een eclair, een heerlijk zoet broodje met pudding en chocolade. Erg lekker. We delen een tafel met Duitse Birgit, die net als wij geniet van de natuur en zich niet laat opjagen. Een erg leuke vrouw om mee te praten.  Iets later is de supermarkt weer open en kopen we spullen om zelf iets te maken. Erg veel mogelijkheden hebben we niet, want de slimme eigenaren van de Hostal hebben de keuken ingericht met alleen magnetrons, omdat ze willen dat je bij hun komt eten. Ook de eigenaar van de kleine supermarkt legt ons in keurig Engels uit dat de eigenaar van de Albergue eerst alleen de Albergue had. De pelgrims hebben hem zo rijk gemaakt dat hij naast de Albergue een Hostal kon openen. Nu heeft hij de faciliteiten voor de pelgrims zo tot een minimum beperkt dat ze gedwongen zijn alles bij hem in de bar en het restaurant van het Hostal af te nemen. De keuken is zo ingericht dat je er eigenlijk niet kunt koken. Er zijn alleen magnetrons. Toch weigeren wij deze onaangename persoonlijkheid verder te spekken en kopen bij de aardige man van de supermarkt  spullen om een soepje te maken en een salade.

Het wordt een prima maaltijd, die wij met veel genoegen in de grote waardeloos ingerichte keuken bereiden en opeten. We moeten zoeken naar een mes, glazen, lepels, maar ondanks al dit ongemak hebben we toch een prima zelfbereide maaltijd. Lekker puh!




                                                                                                                                  

Naar Ciriñeula, via Najera en Azofra

14 mei, de tocht van Ventosa, via Najera en Azofra naar Ciriñuela


Ik ontmoet een van de Limburgse dames in de badkamer. Zij vertelt mij dat er een feest is in Santa Domingo de La Calzada waardoor het wel eens heel lastig kan zijn om daar nog een plek te krijgen. Ze heeft dit van de hospitalero gehoord. Het rotgevoel komt weer terug. Ik baal hier zo van. Ik roep dat als ik weer geen plek kan krijgen ik naar huis ga.
“Nee, dat ga je niet,”zegt Ria. Inmiddels weten we de namen van de dames: Ria en Toos. Haar woorden kalmeren me. Zij zegt dat we ook in Azofra kunnen blijven. Azofra is de plek die André en ik wel kennen. We hebben daar geslapen in een hele grote herberg die wij de pelgrimsfabriek zijn gaan noemen. Dan hebben toch nog een flink stuk gelopen en kunnen we de volgende dag Santa Dominga voorbij gaan. Ik word weer wat rustiger nu ik een alternatief zie.



Het heeft ontzettend geregend en het is een stuk frisser als we gaan lopen. Najera is 7 kilometer, die we vrij vlot afleggen. Het druppelt een beetje, maar het is niet nodig om een regenjas aan te doen. Andere pelgrims doen het wel en al gauw lopen er een heel aantal Quasimodo’s voor ons.



Ineens is daar de plek met de poppetjes. Ik had me vergist. De plek was niet vlak na Viana, maar na Ventosa. We lopen al een tijdje over die prachtige rode aarde paden. Ik noem dit stuk van de Camino de Camino van de rode aarde! Op de plek van de poppetjes maak ik ook een poppetje van stenen. Een oma met haar drie kleinkinderen. Toen ik hier in 2001 liep en het niet goed ging tussen Roibín en mij maakte ik een poppetje van een moeder en een zoon. Drie jaar later liep ik de Camino met Roibín en hadden we en geweldige tijd. Misschien zal ik het ooit lopen met een van de kleinkinderen!

We zijn lekker vroeg in Najera. We kruipen een bar aan de rivier in en even later verschijnen daar ook Ria en Toos. We besluiten door te lopen naar een plek die Ciriñuela heet en die 5 kilometer voor Santa Domingo de La Calzada ligt. Om zeker te zijn van een plek besluiten we voor de eerste keer toch een plek te reserveren. Ik bel de Albergue en in mijn beste Spaans weet ik de man aan de telefoon duidelijk te maken dat we er aan komen en dat hij een bed moet reserveren. Met het feest in Santa Domingo de La Calzada willen we het risico niet nemen straks geen bed te hebben. Nu kunnen we gewoon rustig verder lopen zonder stress.

Wij gaan iets eerder weer op pad dan de dames, maar we hebben gereserveerd en wie er het eerst is kan zeggen dat de anderen er aan komen. Het motregent nu echt, maar wij hebben geen zin in regenjassen. Het is ook erg fris. Ik ben blij dat ik mijn vest aan heb.

Direct na het verlaten van Najera is een klim. Nu het niet warm is blijkt het een eitje te zijn. Op de berg voor ons zie ik nesten van ooievaars. Ik heb nog nooit ooievaars op een berg gezien, dus vind ik het bijzonder. Ze vliegen ook over met die grote vleugels van ze. Indrukwekkend!
Het is een mooi stuk waar we lopen. De regen wordt niet erger en mijn vest beschermd me genoeg tegen de kou. Ik geniet van de heuvels, de prachtige rode aarde waar we op lopen. Waar ik ook kijk zijn wijngaarden. Dit is echt de Riojastreek. Soms zitten er nog wat andere velden tussen de wijnvelden in waardoor je prachtige kleurverschillen krijgt. Het is geweldig.



André ontdekt iets in een holletje in een rotswand. Ik pak de camera en het blijken twee torren te zijn die boven op elkaar met iets gezelligs bezig zijn. Ik maak een foto, maar verstoor ook de idylle. De bovenste tor, ik neem aan de man kruipt van de andere tor af en verlaat de arena. Oh, wat vind ik dit soort dingen toch leuk.



Op een andere rots staan ineens een paar schoenen. Er liggen nog wat dingen omheen. Ik neem er een foto van en hoop het verhaal rond de schoenen nog eens te horen te krijgen of thuis zelf te gaan bedenken.

In Azofra treffen we Ria en Toos weer. Ze komen iets na ons de bar binnen. We praten nog even door wat we gaan doen als we aankomen in Ciriñuela.
Als we de weg weer op gaan is het koud en somber geworden. De weg voert door de velden. Het is op een eenzame manier mooi. Er zijn een paar flinke stijgingen, maar daarna gaat de weg naar beneden. Sneller dan we verwachten zijn we bij het golfresort. We moeten nu stukje van de Camino af. Mijn voeten doen pijn, dus ik ben blij dat we er bijna zijn. De weg voert ons een uitgestorven dorp in. Aan het einde van het dorp is een bar. Het is er heel druk met schreeuwende rokende Spanjaarden. Pelgrims zien we er niet. We wagen het toch om de bar in te gaan en daar is een vriendelijke man die ons naar een huis in het dorp brengt waarin de Albergue gevestigd is.



Het is allemaal keurig. We gaan een trap af naar een souterrain. Er is een zaal met 16 bedden en wij zijn de eerste.  We gaan lekker douchen in een heel klein en erg onhandig badkamertje waar de deur niet van op slot kan. Terwijl we in de badkamer zijn horen we de stemmen van Ria en Toos. Ze zijn ook goed aangekomen.  

Er komen bij ons in de zaal geen mensen meer bij. Er is dus plaats genoeg en we hadden niet hoeven te reserveren. Wel worden er nog twee stellen naar aparte kamers begeleid. Die zijn er namelijk ook in deze Albergue. Al met al zijn we dus met 8 mensen in deze Albergue.

We gaan naar de bar. We eten een heerlijke salade. De rokerige Spanjaarden zijn naar huis en nu is er een familie die aan de grote tafel gaat eten. Het is gezellig met twee kinderen die door de zaak rennen. Als ik  mijn salade op heb ga ik zitten met de laptop. Van schrijven komt niets. Er gebeurt van alles in de bar. Toos en Ria komen ook bij ons zitten. We kletsen en hebben het gezellig. Dan komen er een paar Spanjaarden binnen met hoedjes van krantenpapier. Het zijn wijnboeren die hier komen golven. Ze zijn in een mum van tijd dronken, maar op een leuke manier. Ze zingen en lachen en maken golfbewegingen met de kruk van een van de mannen, die kennelijk een blessure heeft. Ze komen ook bij ons. André is flink in de stemming na een fles wijn, dus het wordt steeds gezelliger. Om 19:00 uur mogen we aan tafel. Voor de plaatselijke kroeg serveren ze prima eten. Ik heb een heerlijke gegrilde zalm. De mannen komen bij ons aan tafel en we maken foto’s van ze. Het is een heel bijzondere avond in deze kleine dorpskroeg.


Om 21:00 uur gaan we terug naar de Albergue. Ik krijg André bijna niet mee, zo gezellig heeft hij het met de mannen. Maar morgen moeten we weer vroeg verder. Het is echt tijd om ons bed op te zoeken.

Ik loop vooruit, want André staat nog even te kletsen op zijn manier met de Spanjaarden. Ik weet niet meer welke deur van de Albergue is. Ria en Toos zijn me voorgegaan en hebben de sleutel bij zich. Ze zouden de deur open laten. Ik zie geen open deur dus denk ik dat ze het vergeten zijn. Ik rammel aan de eerste en beste deur die me bekend voor komt. Niemand reageert. Ik loop een stuk verder en open een deur. Ik ben in een huis. Ik ga er snel vandoor. Dan zie ik gelukkig André, die ondanks dat hij wat veel van de wijn heeft gedronken de weg nog wel weet.

Terug in de Albergue ga ik nog wat schrijven in mijn dagboek. De anderen zijn al heel snel in slaap. Uiteindelijk kruip ik ook mijn slaapzak in. Morgen weer vroeg dag!
















donderdag 19 mei 2011




12 mei, op weg naar Logroño via Sansol, Torres del Rio en Viana.

We verlaten Los Arcos met een prachtige lucht boven de kerk en een paar ooievaars op de toren. Het heeft ’s nachts geregend en daarom is de temperatuur heel lekker om te lopen.
De weg voert langs prachtige bermen met veldboeketten van klaprozen, korenbloemen, koolzaad en nog veel meer prachtige wilde bloemen. Het gaat wel heuvel op en heuvel af. De zon breekt door en ondanks dat het geregend heeft is het af en toe best warm.

Midden in een veld op een wijnstok ziet André ineens een vogel zitten, die we nog niet eerder hebben gezien. Hij maakt een vreemd wat klokkend geluid. Hij heeft iets van rood in zijn hals en verder verschillende tinten bruin. Het is een mooi dier, maar we hebben geen idee wat het is. Misschien een korhoen, denkt André. Hij heeft iets weg van een vrouwtjesfazant, maar dat is het niet. Ik maak een foto van hem en hop dat ik hem kan vinden in een of ander boek.



Na een tijdje gaan mijn voeten weer pijn doen. In de verte doemt een dorpje op en ik denk dat het Torres de Rio is een dorpje, waar André en ik geslapen hebben op onze vorige camino en waar ze een bijzonder kerkje hebben. Het dorp ligt op een berg en is al gedompeld in zonlicht. Een mooi gezicht. Als we het dorpje in wandelen blijkt het Torres de Rio helemaal niet te zijn. Ik herinner me nu ook dat er een dorpje voor lag, namelijk het dorpje Sansol. Toen Roibín en ik hier liepen was er nog helemaal niets, maar André herinnert zich dat hier een bakkertje was dat koffie verkocht. We komen op een klein pleintje vlak bij een poortje en ik herinner me de plek ook onmiddellijk. Het is een heel druk punt waar auto’s af en aan rijden, maar wel een paar bankjes staan. Het zit er inmiddels vol met pelgrims. De twee Italianen, waarvan er een zo’n last heeft van zijn voeten zitten er ook. Ze hebben nu allebei last en prikken bij elkaar de blaren door. André haalt koffie en een broodje. Ik moet naar de wc, maar die hebben ze niet bij het bakkertje.

Als de koffie op is lopen we verder. Het is nog maar 2 kilometer naar Torres de Rio. We lopen even het bijzondere kerkje in. Het is het achthoekig Romaanse Santa Sepulcro kerkje, gebouwd tussen 1160 en 1170. Het heeft een koepel die geïnspireerd is op Arabische voorbeelden. De kerk is gebouwd in opdracht van de ridders van het heilige graf en de naam verwijst naar hen. Ik herinner me dat toen ik hier op mijn eerste camino was,  er een groep mensen was die er gingen chanten, omdat er een bijzondere akoestiek zou zijn. Heel indrukwekkend. Nu zit er inmiddels een dame die een stempel geeft en geld vraagt. Het enige wat er te zien is, is en erg mooie Christusbeeld. Voor mensen die er verstand van hebben is er vast nog veel meer te zien, maar voor mij blijft het gewoon een mooi kerkje.



We drinken nog een kopje koffie in de bar en ik kan even naar de wc. Daarna gaan we weer op pad. We houden nog een keer rust bij een kleine ruïne om mijn voeten te laten rusten en een appel te eten. Het is een mooi plekje.

Terwijl we verder lopen merken we dat de pelgrims voor ons steeds haast maken als ze ons zien aankomen. Het zijn twee Deense dames, die voor ons uithollen. Niet lang daarna komen we aan in Viana. Als we in de buurt van de herberg komen zien we de Deens al lopend foto’s maken. Ze willen duidelijk niet door ons ingehaald worden, want ze zijn als de dood dat ze zo geen plaats meer in de herberg zullen hebben. Wij weigeren het om ons op te laten jagen en laten iedereen passeren die daar behoefte aan heeft.

Er staat als een rij voor de Alberge. Een voor een worden de pelgrims binnen gelaten. Het gaat erg langzaam. Als wij ongeveer aan de beurt zijn is de herberg vol. Wij moeten doorlopen of in een hostal. We informeren bij het toeristenbureau, maar er zijn nog maar weinig kamers. De goedkoopste is € 39. We besluiten door te lopen. We drinken een blikje op het plein en dan gaan we verder. Het is nog 9 km. Naar Logroño.
Het is warm en mijn voeten zijn eigenlijk te moe om nog zo’n eind te lopen. Als we straks in Logroño aankomen hebben we 30 km gelopen. Dat is voor mij iets te veel. Ik herken de weg ook helmaal niet. Ik verwacht het mooie rode pad waar de pelgrims poppetjes van stenen achterlaten, maar ik zie het niet. Hebben ze de weg omgeleid? Ik weet het niet meer, maar ik voel me moe en geïrriteerd.




Uiteindelijk komen we op de aanloop weg naar Logroño, die langs wat armoedige huisjes leidt en waar altijd een vrouwtje zit dat sello’s geeft. Ze zit er inderdaad en ik ben blij dat dit stuk tenminste nog hetzelfde is.
Als we bijna bij Logroño zijn komen we langs een prachtig veld vol klaprozen. Het is prachtig en ik vergeet even mijn voeten. Vlak voor de brug zit weer een ooievaar op een nest en ik zie er ook een paar overvliegen. We zijn nu echt in de streek van de ooievaars.




Over de oude brug lopen we de stad in. Als we bij de albergue aankomen blijkt ook die al vol te zitten. Ik ben moe en heb geen zin meer om te lopen. Er is nog een albergue van de kerk wordt ons verteld. De vrouw wijst het ons aan, maar als we buiten staan hebben we eigenlijk geen idee wat ze bedoelde. Na een kwartier dolen ben ik er klaar mee. We sjokken achter een paar andere pelgrims hij   niet blij met ons. Er is een Spanjaard die Duits spreekt en ons de weg wijs naar een pension, waar we voor €30 kunnen overnachten. Als we voor de deur van het pension aankomen is er niemand. Ik ga zitten en zeg dat ik wacht. Ik kan en wil niet meer verder. André gaat verder zoeken. Er is niets. Uiteindelijk blijkt dat we op een bel moeten drukken. Er komt een aardige vrouw aan die ons een kamer wijst. Het is allemaal netjes en wij zijn blij.

Na het douchen gaan we op een terras voor de kerk zitten. Ineens zijn daar Greg en de verlegen Engelse. Ze komen bij ons zitten en we hebben een leuk gesprek met Greg en ook Caroline, zo heet de Engelse lijkt wat los te komen. Greg zit in een dure kamer, omdat hij zijn bed aan Caroline heeft afgestaan, die re uit eindelijk een gebruik van heeft gemaakt maar naar de albergue in de kerk is gegaan. Het is daar gratis, ze koken voor je en maken ook ontbijt. Heel vreemd dat wij die kerk nu weer niet konden vinden.

We gaan op zoek naar een restaurant. We zien alleen maar snackbarren met broodjes worst en andere troep. Na een drie kwartier dolen ben ik het zat. We gaan een supermarkt in en kopen brood en chorizo en een fles wijn.
Op onze pensionkamer eten we het brood en drinken we de wijn. Het is heel knus. Als alles op is kijken we nog een beetje naar het nieuws op de televisie. We snappen er niet alles van, maar dat doet er niet toe. Ik ben moe en wil slapen.






13 mei, de tocht van Logroño naar Ventosa

Als de wekker gaat hebben we al snel in de gaten dat het Franse stel die met ons in het pension hebben geslapen er al vandoor zijn. Die moeten om 5 uur zijn opgestaan, waarschijnlijk uit angst te laat te zijn voor de herberg in Ventosa, waar ook wij heen willen gaan.
Ik ben moe en niet in mijn hum. Ik baal van het geren voor de herbergen en het feit dat er besproken kan worden en anderen die dat niet willen doen dan geen plek meer hebben.

Rond een uur of 6:30 staan we buiten in het stille Logroño. We gaan op zoek naar een plek waar je koffie kan drinken, maar alles is dicht. We worden via een andere route naar het recreatiegebied geleid. Het duurt een hele tijd voor ik weer iets herken. Dat ergert me ook. Er zijn zoveel dingen aan het veranderen of al verander op de Camino. Het is mijn Camino niet meer.

 Als we in het recreatiegebied zijn voel ik me iets beter. Het voelt vertrouwd om weer langs de bankjes te lopen en de joggers uit de stad voorbij te zien komen. Het is er mooi. De stad ligt achter ons en we horen weer vogels en zien weer bloemen. Mijn voeten voelen niet echt geweldig na die lange tocht van gisteren. Het was gewoon te veel.
We komen bij het gedeelte waar we de vorige keer de kinderen hebben gezien. Er zijn daar speelvelden en picknicktafels. Ineens zien we een eekhoorntje uit het bos schieten. Er volgen er nog een paar. Ze lopen over de picknicktafels. Ik voel me we weer blij worden. Ik pak de camera en probeer foto’s te maken van de razendsnelle diertjes. We staan zeker vijf minuten te kijken naar wat ze allemaal doen. Ze springen op en af de tafels en blijven af en toe parmantig zitten en kijken. De afstand tussen ons is best groot, dus ze voelen ons niet bedreigd door ons. Toch lijken ze ons wel te zien en zijn ze alert.

Na een tijdje lopen we weer verder, de spelende eekhoorntjes achter ons latend.
We lopen nu langs het water. Er zijn mannen aan het vissen. Het gebied is echt heel mooi. Hier en daar zijn hele mooie dikke oude bomen. Het is niet iets wat gisteren is aangelegd, maar een gebied waarvan de natuur zich heeft kunnen ontwikkelen tot iets dat je het gevoel geeft dat je echt ver buiten de stad bent. Ik ontspan weer een beetje.



Als we het gebied verlaten komen we al vrij snel op een pad dat langs de snelweg loopt. Ik herken het onmiddellijk. Het is het pad waar straks allemaal zelfgemaakte kruisjes in het hek steken en als je dan nog iets doorloopt zul je op de berg de grote stier van de Osborne sherry zien staan. Dit zijn voor mij en voor André ijkpunten op de Camino. Oh ja….nu zijn we hier!


Niet lang daarna staan we voor het hek. Ik maak een kruisje en gebruik een lint met een Spaanse of Portugese tekst over iets wat te maken heeft met God en wat ik langs de Camino gevonden heb om de twee houtjes van het kruis met elkaar te verbinden . Ik steek het in het hek en we maken er een foto van zodat Roibín het misschien kan herkennen als hij straks in juni weer gaat lopen.



We lopen een paar kilometers naast het hek en overal zitten de kruisjes en andere kleine kunstwerkjes in het hek. Ineens verschijnt de grote torro op de heuvel. Het is na drie Camino’s nog steeds leuk om ineens iets te zien wat je je herinnert. Even later zien we voor ons Navarrete liggen. Op onze vorige Camino hebben André en ik in Navarrete geslapen. Het is een leuk dorp. Ik heb er prettige herinneringen aan.

Het is nog een flinke klim tot aan het dorp. Mijn voeten doen pijn en ik heb ontzettende zin in koffie en een broodje, want we lopen al een paar uur zonder iets te hebben gegeten of gedronken.
Er is een hoop veranderd in Navarrete. Er zijn heel veel huizen bijgebouwd en de straten liggen open. Als we bij bar Los Arcos aankomen, waar ik tot nu toe elke Camino koffie heb gedronken, zie ik dat het nu voor de bar echt helemaal is volgebouwd. Op mijn eerste Camino met Joke was er alleen nog maar een grasveld voor de deur van de bar.

Op het terras van de bar is het vol met Pelgrims. We zien de Limburgse dames ook weer en ook nog wat andere gezichten waarvan we dachten dat we ze niet meer zouden zien. We drinken koffie met een croissant en ik voel de spirit weer terugkeren.
De 2 Limburgse dames willen net als wij naar Ventosa. Omdat het nog vroeg is hebben we goede hoop dat er gewoon nog plaats zal zijn.

Na drie kwartier rust vertrekken we weer. Het is nog een kilometer of 7 naar Ventosa. Op ons dooie gemakje kuieren we er naar toe. We laten ons niet opjagen door alle rennende pelgrims. Ook hopen we gewoon dat een heleboel doorlopen naar Najera, de volgende stad. Nou ja, stadje.

Als we bij Ventosa aankomen worden we met gejuich ingehaald door de Limburgse dames. Zij zijn iets voor ons aangekomen en zitten al in een lange rij te wachten voor de herberg. Wij zetten onze rugzakken in de rij en gaan op de grond zitten en wachten tot de herberg open gaat. Er zijn veertig plaatsen, dus we zouden geen problemen hoeven te hebben.




André gaat op zoek naar een bar om een paar biertjes te kopen. Hij komt terug met een boccadillo en een heerlijk koud blikje bier. Voor de dames heeft hij een aquarius meegenomen. Zo zitten we een tijdje te wachten tot de Albergue over gaat.
Ineens verschijnt er een dame op de drempel van de Albergue. Ze zegt dat er vier mensen tegelijk naar binnen mogen. We schuifelen in de rij vooruit. Ineens verschijnt de vrouw in de deuropening en vraagt wie van ons heeft gereserveerd. Een paar mensen gaan ons voorbij en gaan met de vrouw naar binnen. Als de vrouw weer verschijnt zegt ze dat er nog maar een paar plaatsen zijn. André komt in opstand. Hij zegt dat het niet goed voor de Camino is dat mensen reserveren. De vrouw is geïrriteerd en zegt dat het niet goed voor de Camino is als mensen om 3 uur gaan vertrekken om een plek te krijgen.  Voor ons staat een Duitser. We raken in gesprek. Hij loopt de Camino net als ik voor de vierde keer. Hij heeft net als wij het gevoel dat het systeem van vooruit reserveren de Camino kapot maakt. We halen herinneringen op over hoe het vroeger was en hoe belangrijk het is dat niet alles verloren gaat. Ik krijg heel sterk het gevoel dat ik thuis in Holland me hard moet maken voor een Pelgrimscode. Die zou kunnen inhouden dat je niet voor 6 uur de herbergen mag verlaten en niet voor 12:00 zou mogen reserveren. Dat geeft de mensen de kans om zonder reservering een herberg te bereiken.
Uiteindelijk krijgen André, de Duitser en ik en Greg de laatste bedden. Wie er nog voor de deur staat mag op de grond slapen, maar hoeft in elk geval niet door te lopen.

Als we geïnstalleerd zijn gaan we meteen weer het dorp in naar de enige bar die het dorp rijk is. We zitten op het terras met een hele groep Spaanse toeristen, die ook stukjes Camino lopen. Er is zelf iemand met een rolator. We raken in gesprek met de leider van de groep. Het is een hele aardige man en hij vertelt ons dat ze nu zo meteen met de bus gaan om een paar mooie kerken te bezoeken. Ze hebben ontzettend veel plezier met elkaar en dat maakt dat ik iets anders ga kijken naar de dagjesmensen zoals wij ze noemen, als we ze met hun kleine rugzakjes zien wandelen. De man met de rolator is een oud lid van de groep. Hij heeft wel gelopen, maar kan dat nu niet meer. Hij komt gewoon mee voor de gezelligheid. Zingend en roepend vertrekt de groep even later.


Er komen twee Mexicanen bij ons op het terras zitten. We beginnen te praten en zij vertellen ons van hun muziek, die we echt moeten gaan beluisteren. De ene spreekt heel goed Engels. Ze schrijven hun namen en de naam van de muziek die we moeten gaan beluisteren op in mijn dagboekje. Het is heel gezellig met ze te praten. Na een tijdje gaan ze verder.

In een hoekje van het terras zit een wat oudere Duitser. Ook met hem raken we in gesprek. Ook hij heeft grote problemen met hoe het gaat op de Camino. Later komen er nog twee mensen uit Zweden bij. We hebben goede gesprekken ver hoe we de Camino weer Camino kunnen maken.
Na twee flessen wijn, die we eigenlijk niet voelen gaan we terug naar de Alberque om te douchen

Er is een heel leuk restaurantje in het dorp heeft de Duitser waarmee we in de rij voor de Albergue hebben gesproken ons verteld. We gaan er naar toe. We moeten even wachten in een schattig tuintje onder een walnootboom tot het open gaat. We worden in een kleine eetzaal gebracht die direct aan de tuin zit. Het is en soort tuinkamer waar we zitten met veel glas.
Het eten is simpel, maar lekker. We krijgen weer en fles wijn erbij. Inmiddels hebben we bijna drie flessen wijn op. De wijn hier kost niets. De wijn die we op het terras hebben gedronken is een heerlijke Rioja. Hij kostte alleen €2,50. We zijn gisteren toen we Logroño inliepen ook de Riojastreek ingewandeld. Alle barretjes, zelfs de meest simpele schenken heerlijke wijn, voor bijna niets.

Na het eten open we nog even door het dorp. De zon gaat prachtig onder, maar hier en daar zien we wel een dreigende lucht die regen voorspelt. Het licht dat op de kerk valt is heel mooi. We zitten even te genieten in het tuintje rondom de kerk. Het is vredig en het Caminogevoel is weer helemaal terug. Achter de kerk staat een klein tentje. In de tent slaapt de Italiaan die samen met zijn hond en zijn vrouw de Camino loopt. Het hondje heet Punto. Zin vrouw slaapt in de Albergue, maar de hond mag daar niet in. Dan slaapt de man buiten in een tentje. Ik neem een foto van het stel, want ik vind dit echt weer zo’n Caminoverhaal. Vrouw in de Albergue en de man buiten naast de kerk in een tent met de hond. Prachtig!



We wandelen terug naar de Albergue en niet lang daarna is het tijd om naar bed te gaan en worden de lichten gedoofd.







Naar Los Arcos op 11 mei 2011




11 mei 2011, naar Los Arcos

Ik heb een matige nacht in Estella. De wekker gaat weer om 6 uur. Met moeite hijs ik me uit mijn slaapzak. In de keuken staat het ontbijt klaar op de grote tafel. Het is er heel druk. Wij maken een bordje klaar en eten dat op het terras op. De koffie is walgelijk. Ik moet het bocht opwarmen in de magnetron. Terwijl ik daar mee bezig ben zie ik een pan op het fornuis staan met een zwarte drab met een waas er over heen. Het is een pruttelende pan met koffie. Jakkes.

Rond 7 uur verlaten we de herberg en gaan we op weg naar Los Arcos.
Rond kwart voor acht passeren we de wijnfontein van Irache. Er hebben zich al heel veel pelgrims rond de fontein verzameld. Waterflessen worden vol getapt. André vult zijn waterzak met wijn. Ik heb nog geen zin om wijn te drinken, dus kijk ik toe hoe andere pelgrims zich er op de vroege ochtend wel aan wagen.



We vervolgen onze weg. De zon komt op en algauw begint het warm te worden. De tocht naar Los Arcos typeert zich door een landschap met bulten er in. Ik zie ze altijd als grote borsten , die omhoog steken. Links en rechts van ons wuift het graan in de velden. Klaprozen kleuren de weg. Het is prachtig, maar de weg is net als veel van de caminopaden met nare kiezels bestrooid. Kleine stukjes springen in je schoenen en de grotere steken door je zolen heen. Mijn voeten hebben er onder te lijden.

We passeren een poeltje van waaruit kikker gekwaak opstijgt. Ik kan het niet na laten om er even naar toe te gaan. De kikkers springen voor onze voeten weg. Ik maak een paar mooie foto’s ze. Je ziet de wangetjes opbollen als kleine belletjes aan de zijkant van hun kopjes.





We wandelen verder door het borstenlandschap. Mijn voeten beginnen ontzettend pijn te doen. Ik wil graag ergens stoppen, maar er is nergens een beetje schaduw. Uiteindelijk kan ik niet meer verder. Ik weet dat er ergens een stukje met bomen komt, maar ik weet niet hoever het nog lopen is.
We gaan even zitten op de leuning van een soort bruggetje. Er zitten nog wat pelgrims. Ik doe mijn schoenen uit en verwissel ze voor de sandalen.
Het is veel te warm op het bruggetje. We kunnen er niet te lang blijven zitten. We lopen verder. Nog geen tien minuten later zijn we bij de bomen. Er liggen allemaal pelgrims heerlijk op het gras, maar nu besluiten we om nu toch maar een stukje door te lopen.

We lopen nu door een gebied dat me een beetje doet denken aan een moeras. Het lijkt alsof de grond naast het pad soppig is. De begroeiing is hier ook heel anders. Er zijn roodachtige struiken, maar ook een rare plant met puntbladeren. Het is een erg mooi stukje om door heen te wandelen



Niet al te lang daarna doemt Los Arcos in de verte op. Het plaatsje doet me altijd denken aan een stadje uit een Western. Het ligt midden tussen de graanvelden en er is een hoofdstraat die je door het stadje leidt. Op dit uur van de dag is het uitgestorven en je hoeft er alleen maar even wat muziek van Ennio Morricone bij te bedenken en je zit in een Western en kun je ieder moment vanaf het dak beschoten worden.

De herberg waar we aankomen is dezelfde als waar ik lang geleden met Roibín ook geweest ben. Toen was hij spliksplinter nieuw. De twee Italianen waar we later een tijdje mee opgetrokken zijn, kwamen we daar voor het eerst tegen. We lagen met z’n vieren in een verder lege slaapzaal. Vandaag is het wel anders. We moeten in de rij wachten tot de twee Oostenrijkse hospitalera’s klaar zijn met de pelgrims die ons voor waren. Iedereen krijgt persoonlijke aandacht en wordt rond geleid door de herberg. Dat neemt tijd, maar het heeft ook wel iets heel leuks.

Als we aan de beurt zijn krijgen wij ook een persoonlijke rondleiding. Ik herken het keukentje waar ik met Roibín eieren heb gebakken. Ook het binnenplaatsje haalt onmiddellijk herinneringen naar boven.
De herberg is al aardig vol, maar ik bemachtig nog een benedenbed. André moet naar boven. We laden onze spullen uit en gaan meteen het dorp in voor een biertje. Douchen doen we wel later. We maken ook een afspraak voor een massage voor mij. Even lekker die pijnlijke voeten laten behandelen.
Op het pleintje voor de kerk kopen we wat spullen om zelf te koken. Kikkererwten, paprika, ui en een prei en spullen voor een salade. Chorizo hebben we nog. Ik ga een lekker prutje maken.

Om half vier heb ik mijn massage. Een aardige kale Spanjaard masseert mijn benen en vooral mijn voeten. Het voelt heerlijk. Na afloop zegt hij dat het een beetje ontstoken is in mijn voet en dat ik in koud water moeten zitten.

De rest van de middag zitten we op het binnenplaatsje met een fles wijn en de computer. Het is warm, maar er is een afdakje. Ik werk aan mijn blogs en André zet ze on line. Het is een lastig werkje zo op de laptop. Het lukt om drie van de zes stukje op mijn eigen blog te plaatsen met foto’s erbij. In de Telegraaf heb ik niet zo veel vertrouwen meer. Misschien besluiten ze wel om de stukjes helemaal niet te gebruiken.

Als we de fles wijn soldaat hebben gemaakt meng ik me in het strijdgewoel in de keuken. Het is er druk en gezellig. Ik zet me aan de grote tafel en begin te snijden. André houdt me gezelschap. In een mum van tijd heb ik een heerlijke salade en een prutje van kikkererwten en chorizo. We delen de tafel met twee jonge mensen uit Australië. We voeren gezellige gesprekken. De twee Limburgse dames zijn ook in de keuken aan het weer. Veel pelgrims maken toch hun eigen maaltijden in de herbergen.
Na het eten ga ik nog wat twitteren en dan is het tijd om te gaan slapen.

Midden in de nacht stijgt er geschreeuw op uit het bed van André. Ik lig onder hem, dus kan ik alleen iets roepen om hem te kalmeren. Hij beweegt zo woest in het bovenbed dat er iets op de grond valt. De volgende dag herinnert hij zich dat hij droomde over een enge grote keren die via een kast de kamer in kwam.

Het ontbijt in de ochtend is geweldig. We krijgen dik bruin brood, zoals je dat krijgt als je zelf bakt. Het vult goed. Ook de koffie is prima. Wat een verschil met het bocht van gisteren. Goed gevoed vertrekken we uit Los Arcos.


Op weg naar Estella


Veel veldboeketten
langs het pad naar Estella
kleuren de weg in




10 mei, de tocht van Puente la Reina naar Estella.

Rond 7:30 verlaten we de herberg. We ontbijten in de bar van het bijbehorende hotel en daar blijkt dat ik al bekendheid heb gekregen op de Camino, als ervaringsdeskundige. Een Australiër vraagt mij wanneer we de beroemde wijnfontein gaan passeren. Ik kan hem vertellen dat dit morgen zal zijn, maar het slechte nieuws is dat het heel vroeg in de ochtend gaat worden. De fontein waar hij het over heeft ligt bij het klooster van Irache en ligt drie kwartier van Estella vandaan.  Via de beroemde brug over Río Arga verlaten we Puente la Reina. Letterlijk betekent Puente la Reina, ‘brug van de koningin’. Er is niet veel bekend over de koningin van Navarra die opdracht gaf tot het bouwen van deze brug, behalve dat ze rond de 11de eeuw of misschien  de 12de eeuw geleefd heeft. Het plaatsje heeft wel altijd de naam van de brug behouden.

Gisteravond hebben we nog een ontzettend leuke avond gehad  op een terrasje aan de hoofdstraat van Puente la Reina. De kinderen van de ober speelden voor de deur van het restaurant. Er was een klein jongetje van hooguit anderhalf dat een groot voetbaltalent tentoon spreidde. Als een kleine Messi  in de dop schoot hij de bal over naar zijn vader, die af en toe vanachter de bar tevoorschijn kwam om met zijn zoon te spelen. Een andere peuter, een meisje in een prachtig typisch Spaans jurkje, was erg onder de indruk van dit voetbaltalent en probeerde hem voortduren te omhelzen. Zij ging daarbij zo doortastend te werk dat het jongetje omviel en ze allebei de straat in rolden. Niemand maakte zich er druk om, maar zodra er een auto verscheen kwamen van alle hoeken van het terras tantes, moeders en buurvrouwen om de kinderen naar de kant van de weg te brengen. Zo gaat dat in Spanje. Er wordt niet bij alles ingegrepen zoals bij ons in Nederland, alleen als er echt iets aan de hand is. Een ouder jongetje kwam de idylle tussen de twee kleintjes ruw verstoren door met zijn torro(stier) op wielen de kleintjes de stuipen op het lijf te jagen. Het kleine meisje vloog krijsend naar haar moeder en dan zijn er wel de beschermende troostende armen.





Ik geniet van dit soort tafereeltjes en André ook. Het is net een film waar je naar zit te kijken.

Het eerste deel van de wandeling naar Estella verloopt rustig. De zon komt achter ons op en maakt dat onze schaduwen voor ons uit dansen. Ik vind die schaduwen op de Camino altijd een bepaalde symboliek hebben. In de ochtend als je nog fris bent gaat hij voor je uit. Als de vermoeidheid je in de greep krijgt wandelt je schaduw een beetje schuin achter je. Op het einde van de dag sleep je hem als het ware achter je aan. Dat is de hele Camino het geval.

Maar nu zijn we fris en de eerste stijging gaat ons prima af. Er is niet meer zoveel verzuring in de benen en we hoeven niet meer iedere 10 meter stil te staan om op adem te komen. Vooral bij André is het verschil te merken. Ik krijg halverwege de helling pijn in mijn rug en moet weer iedere 10 meter stoppen om mijn rug even te strekken.

Het positieve van een helling is dat je altijd een keer boven komt en dat je er daarna weer af mag.
We lopen een tijdje langs prachtige paden met links en recht van ons velden met wuivend graan doorvlochten met klaprozen. Het is echt prachtig.

Het eerste dorpje dat we doorkomen is Mañeru. We hadden gehoopt op een kop koffie, maar er is helemaal niets. In de verte zien we het volgende dorp al liggen, op een heuvel badend in zonlicht. Helaas zie je ook de weg die er naar toe loopt en die is nog lang.



Maar ook aan een lange weg zit een eind en meestal wacht daar dan wel een barretje. Zo is dat ook in dit dorp dat de moeilijke naam Cirauqui(spreek uit Zirauki) draagt. We herkennen het plaatsje onmiddellijk als we er binnenlopen. Op de vorige Camino hebben we bij een klein bakkertje koffie en croissants gegeten. Het is weer zo’n plek op de Camino die alle pelgrims onmiddellijk weten te vinden. Het is er heel druk voor de deur van het bakkertje.

We vervolgens onze tocht. Direct na het dorp Cirauqui is er een hele oude brug. Deze brug is een van de beroemdste passages op de Camino. Als je er over heen bent word je meteen naar een ontzettend modern misbaksel geleid, die weer eens laat zien hoeveel er inmiddels veranderd is op de Camino. In het jubileumjaar 2010 zijn er overal aanpassingen gedaan, die de authenticiteit van de St. Jacobsroute niet ten goede komen.

Algauw lopen we weer op een mooi pad met aan weerszijden geurende wilde bloemen. Deze wilde bloemen verkiezen zelf om iedere lente weer te voorschijn te komen en ook al worden de wegen geëgaliseerd, blijven ze dat toch doen.

We lopen opnieuw over een oude brug. In een stilstaand stukje water klinkt het gekwaak van kikkers. Ik neem een kijkje. Als ik dichterbij kom springen ze voor mijn voeten weg. Dan zie ik een heel vies beest door het zand van de bodem kruipen. Ik kijk eens goed wat het nu eigenlijk is. Het blijkt een rivierkreeft te zijn. Nooit geweten dat die hier zaten.







Het is inmiddels erg warm geworden. We lunchen op een grasveld waar ook drie Franse pelgrims zijn die de Camino met hun ezeltjes lopen.  Je ziet dat niet zo vaak, want het is een heel gedoe. Je kunt niet in de herbergen overnachten en deze pelgrims hebben dan ook een tent bij zich. Het hondje dat ook mee is gaat in een rugzak op de rug van een van de dames van het drietal. Het is een leuk gezicht om de karavaan even later te zien vertrekken. Dit is ook weer zo’n echt Camino moment.




Het laatste stuk valt ons allebei zwaar. Het wordt steeds warmer en het zweet druipt van ons af. We zijn dolblij als we om 3:00 uur de herberg van Estella bereiken. Op de stoep ontmoeten we weer een heleboel bekenden. Het is leuk om elkaar weer even te zien.

Niet lang daarna zitten we op een heerlijke patio met een biertje te genieten van weer een met goed gevolg afgelegde etappe op de Camino.