dinsdag 12 juli 2011

Zwerfstenen en ongebaande paden

10 juli

Met mijn rug tegen
een steen met geschiedenis
het ‘nu’ beleven













We zijn al weer ruim drie weken terug van de Camino en hebben nog niet een keer een echte wandeling gemaakt. Er was iedere keer wel wat. Eerst zat het huis vol met kinderen en kleinkinderen.
Daarna moesten we het huis in oude staat zien terug te brengen. En toen dat klaar was waren we doodmoe. Vandaag zijn er geen excuses meer. We gaan er op uit.

Rond het middaguur stappen we in ons blauwe autootje. We hebben geen vast plan. We beginnen met een stuk in de richting van Hilversum te rijden. Al gauw ligt Hilversum achter ons en komen we in de buurt van Utrecht. Ik heb een enorme liefde voor de Utrechtse Heuvelrug. Ik vind het daar prachtig en je hebt er ook van die leuke hoogte verschillen, waardoor er bij mij Caminogevoelens naar boven worden gebracht.
“Waar rijden we nu eigenlijk naar toe,”vraag ik op een goed moment toch maar eens aan André.
“Ik wil naar die poel langs de A12, richting Arnhem,”zegt André. “Daar komen we zo vaak langs gereden en dan zien we het vanaf de snelweg liggen. Ik wil kijken of we er bij kunnen komen.”
Ik vind het een verrassend leuk plan.



Niet lang daarna rijden we langs de poel. We nemen de eerst volgende afslag om vandaar ergens te gaan wandelen. We zitten vlak bij Maarssen. Op een parkeerplaatsje zetten we de auto neer en met de camera om de nek gaan we op pad. Stameren heet dit stuk bos.
Het is behoorlijk warm ook zonder dat de zon uitbundig schijnt. Het is heerlijk om weer eens een bospad te bewandelen. Mijn after de Camino dip verdwijnt als sneeuw voor de zon als ik de frisse boslucht opsnuif. De zon breekt door de wolken en werpt lichtvlekken op het pad. Gedachten aan de Camino, waar ik iedere dag genoot van het spel van licht en schaduw op de heuvels naast het pad, stromen weer mijn bewustzijn binnen. Eindelijk weer een beetje reflecteren op die intense weken in Spanje.

onbegaand pad

Zo stappen we een tijdje naast elkaar voort. André en ik praten nooit heel veel als we wandelen. Het is genoeg om samen te zijn en van tijd tot tijd iets van wat we zien of ervaren met elkaar te delen.
Na zo’n drie kwartier wandelen staan we ineens op een weg van waar we vanuit de hoogte op de poel neerkijken. Het water lonkt naar ons. In het midden ligt een eiland, waarop cirkels van grote stenen zijn gemaakt. Het ziet er heel geheimzinnig uit, alsof daar Keltische rituelen worden uitgevoerd. Ik wil dolgraag naar beneden, maar de kant van de weg is dicht begroeid en het loopt er stijl af. Er is geen mogelijkheid om je op deze plek naar beneden te begeven.



“Maar hoe komen we er nu bij?”vraag ik. We lopen nog een stukje langs de weg en dan zie ik een opening in het struikgewas. Het is een klein smal pad, maar er zijn duidelijk een soort traptreden aangebracht. Ik laat me al meteen zakken.
“Dat is geen pad,”zegt André. “Zo kun je vast niet naar beneden.”
“Het is wel een pad,”zeg ik. “kijk, er is een soort trede gemaakt.” Ik laat me verder zakken. Het is geen gemakkelijk pad. De afdaling is stijl en op het zand glijd je gemakkelijk weg. Je moet je vasthouden aan de takken om niet naar beneden te storten. Maar het is een pad, alleen niet een gebaand pad.
André volgt me nu. “Kijk je uit,”roept hij, als hij me hangend aan de takken naar beneden ziet glijden. Ik vind het geweldig. Dit zijn mijn paden. In mijn gedachten vertaal ik wat er nu gebeurt terug naar mijn leven. Ik houd er van me op ongebaande paden te begeven, nieuwe dingen te proberen, me te laten leiden door wat zich aandient in mijn leven. André is anders. Hij heeft juist moeite met ongebaande paden, in de natuur, maar ook in het leven. Hij begeeft zich liever op bekend terrein. Het gebaande pad! Hij moet even over een streep getrokken worden om te ontdekken dat het eigenlijk erg leuk is om eens een risico te nemen.



Als we beneden aankomen praten we hier samen over. Een coach blijf ik toch, ook op zondag! Ik stel me voor dat ik hier wandel met een coachee. Hoe iemand zich in de natuur opstelt vertaalt zich ook terug naar het leven van die persoon. Dat is zo’n interessant en leerzaam gegeven om mee te werken.
Maar vandaag wandelen we voornamelijk om gewoon te genieten van het buiten zijn.

Vanaf het pad waarop we nu staan kunnen we de poel niet zien. Er is een dik struikgewas die tussen ons en de poel in staat, waar je je toch echt geen ‘pad’ door kunt banen. We lopen een stuk verder. Op sommige plekken zie ik riet met daarachter een flits van het water. Gewoon doorlopen. Ergens zal een plek zijn van waar je bij het water kunt komen.
We komen op een kaal stuk met overal gaten. Konijnen hebben hier een flinke burcht met veel gangen en openingen gemaakt. Als je hier ’s avonds zou zijn moet het er wel stikken van de konijnen. Nu moet je vooral oppassen dat je je enkel niet breekt in zo’n gat.

Links van mij worden de struiken en de rietkraag dunner. Ik zie een kans om het water te bereiken. Ik ga er door heen en niet lang daarna sta ik voor de poel. Kikkers springen voor mijn voeten weg. André is me niet gevolgd. Even later hoor ik hem roepen. Hij staat een paar meter verderop. Ik scharrel door het riet naar hem toe. En ja hoor, daar waar André staat is een echt pad. Als ik doorgelopen was had ik niet door de struiken hoeven te gaan. Daar heb ik nou zo’n lol in!


Ik trek mijn slippers uit en ga met mijn blote voeten in het water staan. Het water is kraakhelder en heerlijk van temperatuur. Het liefst zou ik nu gaan zwemmen, maar ik heb niets bij me en zo’n natuurmens ben ik dan ook weer niet.
De poel is behoorlijk uitgestrekt. In het midden ligt het eilandje wat we van bovenaf ook al hadden zien liggen. Alleen blijkt het toch aan een kant vast te zitten aan het land. Dat betekent dat we er naar toe kunnen en we zien ook dat andere mensen dat doen.

We lopen er heen. Omdat we dicht bij het water zijn vliegen er libellen voor ons uit en vlinders. In het gras zingen de krekels en vliegjes zoemen om ons hoofd. Dit is zo heerlijk zomers.
We komen bij iets wat op eerste instantie op het restant van een bunker lijkt. Grote blokken beton met metalen uitsteeksels. Daarom heen een muur. Ik klim op de muur en heb een mooi uitzicht op het iets hoger gelegen eiland met de stenen. Op het blok beton in het midden zijn twee plaketten gemonteerd met informatie over deze plek. Er staat dat deze stenen zwerfstenen zijn. Deze plek wordt het zwerfsteneneiland genoemd. In de Tweede Wereldoorlog werden hier treinrails aangelegd voor transporten naar Duitsland. De stenen zijn bij de aanleg naar boven gekomen en in een kuil gegooid. Later zijn ze weer opgegraven en hebben toen een plek op dit eiland gekregen. Het zijn stuk voor stuk oeroude stenen uit de ijstijd. Ze komen uit alle windstreken, maar de meeste uit Scandinavië.










Langs een pad met aan weerszijde riet en daarachter het water van de poel, lopen we omhoog naar het eiland. In het midden van het eiland staat een grote elektriciteitspaal. Dat is wat jammer. Maar verder liggen er honderden prachtige grote en kleine stenen, die in cirkels zijn gelegd, waardoor er een mystieke sfeer is ontstaan. Ze zijn prachtig. Sommige hebben mooie kleuren van de mineralen die er in zitten. Ik ga midden in een van de cirkels staan om de kracht van de stenen te voelen. André is meer geïnteresseerd in wat er op de informatiebordjes geschreven staat. Daar heb ik dus weer geen geduld voor. Ik wil met mijn rug tegen zo’n steen zitten en voelen wat voor wijsheid hij in zich draagt. De steen die ik kies heeft mooie roze aders door zijn stenen lichaam lopen.



Hij voelt warm van de zon en het is heerlijk om onze energie even te delen. Wat een ontdekking toch weer, dit eiland. Je rijdt regelmatig langs zo’n plek, maar dat er zulke verrassingen op je liggen te wachten, daar heb je geen weet van.


Na een tijdje nemen we afscheid van de stenen. Onder ons loopt een poedelnaakt stel in de richting van het water en worden al gauw door de rietstengels aan onze ogen onttrokken. Ik begrijp hun zo goed. Het lijkt mij ook heerlijk om daar zo te lopen, maar daarvoor heb ik toch te veel schaamte gevoel. Mooi dat deze jonge mensen dat niet hebben en gewoon genieten van het weer, de plek en vooral van elkaar.



Wij wandelen terug, nu bovenlangs het veldje waar we net de konijnenburchten hebben gezien. André ziet een konijn wegschieten. Het lukt me om hem te fotograferen in zijn waakzame houding, verstopt tussen de grassprieten. Voor mijn voeten dansen vlinders. Een laat zich op de grond zakken, waar hij blijft zitten, zodat ik hem kan vastleggen op de gevoelige plaat.
André ontdekt piepkleine padjes. Ik pak er een op. Wat zijn ze perfect! Wat een geweldige dag. Alleen waar staat nu de auto?











We zijn behoorlijk uit de richting geraakt. Het lijkt er op dat we echt zijn verdwaald. André en ik heb ook altijd allebei een verschillend gevoel over welke richting we op moeten. De ene keer heeft hij en de andere keer heb ik gelijk. Daar heb je dus ook niets aan. Ik heb het gevoel dat we van de plek waar de auto staat weglopen. André denkt juist dat we erg in de buurt zijn. Ik blijk deze keer gelijk te hebben. Als we dat door hebben vinden we de auto gelukkig snel terug. Met al die Aps die er zijn voor onze Iphones, lukt het ons toch nog iedere keer om de weg kwijt te raken. Dat zal wel gewoon bij ons horen.



2 opmerkingen:

  1. Onbewandelde paden tonen zich in eeuwigheid aan jou, Andre mag er over meelopen in volle glorie en zijn van jullie verbondenheid! Geniet en ervaar. Mooi heerlijk prachtig en vooral kracht en vertrouwen. Dikke kus voor jullie allebei

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zoals de cirkels al eeuwen oud zijn, zo zijn ook de stenen. Wat een 'h'eerlijk verhaal vol avontuur gedeelt. "De paden op, de lanen in" en het avontuur ligt aan je voeten. Aan te raken, ervaren, beleven, ruiken, zien en vastgelegd op de gevoelige lens. In eeuwen der eeuwen zullen de stenen, cirkels, verbindingen, draden blijven bestaan en de konijnen en vlinders zijn daar een mooi voorbeeld van, net als wij. Allen juwelen met een onuitputtelijke BRON van eigenschatten!

    Voorbijgaand in liefs, Willemijn

    BeantwoordenVerwijderen