dinsdag 5 juli 2011

Een mini Camino door het park.

4 juli 2011

Ik ben sinds mijn terugkomst uit Spanje nog maar een keer in het park geweest en dat was alleen maar om even te kijken naar de zwanenfamilie. Met alle drukte die de familie uit Brazilië meebracht is het er gewoon niet van gekomen. Vanmiddag ga ik daar verandering in brengen. Ik ga op mini Camino door het park. Ik ben nog steeds niet bekomen van de invasie van familieleden en heb de rust van het park hard nodig om mijn energieniveau weer op peil te brengen.

Om 14:00 uur vertrek ik in de richting van het park met mijn fototoestel om mijn hals. Het is rustig weer, niet heel zonnig, maar wel lekker. Ik snuif de frisse lucht op en laat die door mijn aderen stromen. Wat me al direct opvalt is dat de natuur tot rust lijkt te zijn gekomen. Toen ik hier begin mei voor het laatst liep was alles in beweging. Eekhoorntjes joegen elkaar na in de bomen, halsbandparkieten en duiven maakten elkaar het hof en de winterkoning vloog af en aan naar zijn nestje in de struiken. Mezen kwetterden onophoudelijk. Nu is alles verstild. Natuurlijk zijn er vogelgeluiden, maar ze klinken anders. Niet het driftige gekwetter dat de lente in al die vogellijfjes schijnt los te maken.


Ik wandel de brug over. De zwanen zijn in geen velden of wegen te bekennen. Aan het einde van de brug hoor ik boven mijn hoofd het geluid als van een klapbes die wordt stuk geknepen. Ik kijk naar boven, maar door het dikke bladerdek zie ik niets. Ook al zo’n verschil met het voorjaar. De bomen hebben hun eerst zo kale takken nu getooid met ondoordringbaar groen blad. Ik moet mijn ogen tot het uiterste spannen om de vogels te ontdekken die boven mijn hoofd zitten te knabbelen. Dan hoor ik een zacht kirrend geluidje en ik herken de genotkreetjes van de halsbandparkieten. Nu ik weet waar ik naar moet zoeken ontdek ik ze al gauw tussen de groene bladeren waartegen hun verenpakje haast wegvalt, maar hun rode snavel juist extra opvalt. Ze doen zich te goed aan de vruchten die deze bomen in de aanbieding hebben. Het lijkt of hun snavel in dit jaargetijde roder is. Ook valt me op dat er ook in de vleugels veel rood zit. Dat heb ik nog nooit eerder gezien. Met hun kraaloogjes kijken de parkieten me brutaal aan, in hun snavels de groene vruchtjes. Ik heb geen idee wat voor een boom dit is. De vruchten zijn klein, kleiner dan kersen en ze zijn groen. De halsbanden zijn er gek op.


Ik loop in de richting van de grote vijver. Bij de volgende brug hoor ik een zacht gepiep. Zes van de jonge zwanen zwemmen achter elkaar in het water, zonder de aanwezigheid van hun ouders. Ze blijven dicht bij elkaar. In de verte zie ik vader en moeder zwaan op een grasveld staan. Aan hun zijden liggen de drie andere zwanenkinderen in het zonnetje. Hun pluizige verenpakje is voor mij bijna niet te weerstaan. Oh, wat moet het heerlijk zijn om er eentje tegen je aan te houden. Vader zwaan blaast in mijn richting als hij me ziet naderen. Hoe durf ik zoiets belachelijks te denken, lijkt hij te willen zeggen. Hij neemt een houding van paraatheid aan.

Vanaf het bankje sla ik het stel gade. In de verte komen de andere jongen, strak in het gelid aangezwommen. Ma laat zich in het water glijden, gevolgd door het drietal. Even later plonst vader ook het water in. Nu is het gehele gezin te water. De jongen hebben al geleerd hoe ze naar waterplanten kunnen duiken. Hun pluizige kontjes steken vanuit het water omhoog. Een jong houdt zijn poot in een rare houding boven het water. Dit is een karakteristieke houding, die alle zwanen met elkaar gemeen hebben. De poot ligt op een vreemde manier op de zijkant van het lichaam, boven het water. Het lijkt of de poot lam is, maar dat is niet zo. Het is iets wat zwanen gewoon doen en dit kleintje heeft zich deze gewoonte al vroeg eigen gemaakt.


Mijn aandacht wordt van de zwanen afgeleid, naar boven het water dansende libellen. Hun lijfjes glanzen in het zonlicht alsof ze van puur goud zijn. Ik volg ze in hun vlucht. Soms hangen ze seconden lang boven het water. Ik probeer een foto van ze te maken. Het is heel lastig. De mooiste foto’s maak je toch als ze landen op een rietstengel. Ik vind het heerlijk om naar deze prachtige diertjes te kijken.

Ze lijken zo teer, maar ik heb thuis een dode libel, mij ooit een keer aangeboden door kater Willem. Ik eer dit diertje nu achter glas. Het lichaam is heel stevig en de vleugels voelen absoluut niet fragiel zoals bij een vlinder. Ondanks dat ik het jammer vind dat mijn libel niet meer over het water kan scheren, ben ik toch blij met het cadeau van Willem. Ik kijk vaak naar mijn exemplaar achter glas.


Dan besluit ik even langs het oude nest van de zwanen te gaan, waar ik in het voorjaar zo vaak naast vader heb gezeten, terwijl hij trouw waakte over zijn broedende vrouwtje. Ik vraag me af of ei nummer 10 daar misschien is achtergebleven. Over de steiger loop ik er naar toe. De zwanenfamilie dobbert rustig op het water, maar als ze me zien komen ze gauw aangezwommen. Het is duidelijk dat de jongen al begrepen hebben dat de aanwezigheid van een mens vaak ook de aanwezigheid van brood betekent. Ik heb niets bij me, dus zwemmen ze al gauw weer weg.

Het is behoorlijk dichtgegroeid rond om het nest. Door de struiken nader ik de plek. Het nest bestaat uit een zacht verende ondergrond. Als ik mijn voet er op zet zakt die weg. Misschien dat de ruimte onder het nest de warmte lekker vasthield waardoor de eieren van onder af ook warm werden gehouden. Er steken nog wat stukken eierschaal tussen de takken uit. De mooiste verzamel ik. Dat is toch leuk, een stukje eierschaal van een van mijn zwanenkinderen. Het tiende ei ligt er niet. Misschien was het tiende zwaantje niet gezond en is het nadat het uit het ei gekropen is overleden. Misschien is hij of zij wel door een rat gepakt. Ik zal het nooit weten. Maar het bewijs voor het tiende ei heb ik wel in de vorm van een foto waarop het duidelijk zichtbaar is.
Met mijn schatten, twee mooie veren en de twee stukken eierschaal loop ik tevreden naar huis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten