zondag 5 februari 2012

De doorbraak

Een waterhoentje
schaatst over het dunne ijs
op zoek naar water















3 februari 2012

Het vriest en het sneeuwt! Na al die weken van gekwakkel is er eindelijk een doorbraak. Als ik naar buiten kijken zie ik dat het weer is voor een muts, dikke wanten en een sjaal. Geen verrassingen meer als ik naar buiten stapt. Het is gewoon in een oogopslag duidelijk. Wat was ik daar aan toe, zeg.

De afgelopen maanden liep ik rond met een gevoel ergens tegen aan te hikken. Er waren momenten dat ik me vertwijfeld afvroeg of het nu een lange milde herfst was of een hele vroege lente. Als ik mijn rondjes met Daisy door het park maakte zag ik dat de natuur ook twijfelde. Zo zag ik eenden de liefde bedrijven alsof het lente was. Struiken en bomen stonden in bloei en de eekhoorntjes zaten elkaar achterna in de bomen. Een mild briesje en een bescheiden zonnetje deden mijn innerlijke barometer richting lente uitslaan. Ik begon me al te verheugen op mijn tuin, glaasjes rosé en lange wandelingen, toen het ineens begon te regenen. Hoewel de meteorologische winter begonnen was, leek het van het ene moment op het andere  plotseling herfst. Mijn innerlijke barometer was totaal van slag.


De kerst brak aan. In verband met zijn grootte had ik de kerstkalkoen buiten in de tuin gelegd en er even niet bij stil gestaan dat het daar ruim 10 graden boven nul was. Op kerstochtend legde ik de kalkoen op het aanrecht om hem te vullen. Toen ik hem uit zijn plastic had gehaald vond ik de geur die er vanaf kwam twijfelachtig. Het was niet lekker, maar ook weer niet heel erg bedorven. Op hoop van zegen nam ik een stuk keukenrol en begon de kalkoen droog te deppen. De geur werd minder onaangenaam toen ik het vocht van hem had afgeveegd en na mijn neus nog even in zijn achterste te hebben gestoken, besloot ik in overleg met André om het er maar op te wagen. We verwachtten een volle tafel en hadden geen alternatief voor de kalkoen. Het liep goed af. Niemand is ziek geworden en iedereen heeft gesmuld. Maar de kerst had geen dag later moeten komen.

Het nieuwe jaar brak aan. De regen hield op en van tijd tot tijd kon ik letterlijk de lente opsnuiven. Toch was ons een horrorwinter beloofd. Met dat idee in mijn achterhoofd keek ik met toenemende bezorgdheid naar de uitlopende takken, krokussen die nog voor de sneeuwklokjes hun kopjes boven de grond uitstaken en dieren die elkaar het hof maakten alsof het lente was. In mij nam ook de onrust toe. Is het nu herfst, is het nu winter of kan ik de rosé koud leggen?


Met mijn camera sjokte ik aan de zijde van Daisy door het park. Ik voelde me futloos en zelfs een beetje somber. Het voelde wel als lente en er waren ook volkomen misplaatste tekenen van de lente, maar het was geen lente. Buiten niet, maar vooral ook niet in mijn hoofd. Ik fotografeerde een verdwaald bloesemtakje, een zonnestraal door een achtergebleven herfstblad en de eekhoorntjes die nog iedere dag rond de bomen scharrelden totdat ze door Daisy de toppen in werden gejaagd. Prachtige onderwerpen om te fotograferen, maar na een paar weken realiseerde ik me dat al mijn foto’s op elkaar leken. Er zat niets nieuws bij. Ik begon mijn fototoestel thuis te laten. Ik kon wel wéér die eekhoorn fotograferen, maar ja…ik had er al een stuk of honderd. Het was alsof alles een beetje stilstond, in de natuur, maar vooral ook in mijzelf. Het was wachten op de doorbraak, maar welke doorbraak….daar had ik geen idee van.


Hij komt er nu echt aan, die horrorwinter, zeiden ze in de media. Eerst zien en dan geloven, zei ik. Het begon een beetje te vriezen, maar met een helderblauwe hemel en een speels zonnetje voelde het buiten nog steeds als lente.
Op een ochtend hoorde ik op straat het bekende geluid van mensen die hun autoruiten moesten krabben. Daisy en ik maakten ons klaar om het park in te gaan. Aan de overkant van de straat was het gras bevroren. Kleine kristallen sierden de grassprietjes. Opgetogen hing ik de camera om mijn nek en met een opgewonden snuivende Daisy liep ik het park in. Het was prachtig! Blaadjes en grassprieten waren versierd met een randje van tere ijskristallen die mij met hun kortstondige schoonheid in een keer in het hier en nu plaatsten. De onrust vloeide uit me weg en het besef van waar het in het leven allemaal om draait veroverde steeds meer ruimte. Gisteren werd weer gisteren en morgen weer morgen en met een zucht kon ik me overgeven aan het nu. De volgende dag was het al weer over.


Weer gingen er een paar dagen voorbij. Op de televisie bleef men spreken over schaatsen die alvast uit het vet gehaald konden worden en een Elfstedentocht waarvan de kans dat die er zou komen 1 op 10.000 was.
Januari liep op zijn eind. Terwijl mijn zoon in Brazilië zijn verjaardag vierde bij een temperatuur van 30 graden, begon hier het kwik van de barometer langzaam te zakken. Op de laatste dag van januari was het dan eindelijk zover. De atmosfeer was vervuld met een weldadige vrieslucht, die in een klap al mijn poriën opengooide. Een strak blauwe lucht en een met het uur dikker wordende ijslaag op het water was Koning Winter dan eindelijk gearriveerd.


Daisy, die nog nooit ijs had gezien zette haar eerste schrille schreden op het bevroren wateroppervlakte in de richting van een wak waar eenden en meerkoeten zich verzameld hadden om door betrokken voorbijgangers van brood te worden voorzien. Achteraf best griezelig, want het ijs was op dat moment nog niet zo sterk. Het zou afschuwelijk geweest zijn als haar overmoedigheid afgestraft was met een duik in ijskoud water.














We zijn nu alweer een paar dagen verder. Koning Winter begint steeds meer greep te krijgen op ons, zijn onderdanen. Dikke vlokken sneeuw daalden vanochtend op mij neer en ontnamen me, terwijl ik op de fiets voort ploegde, het zicht. Thuis gekomen pakte ik de riem en kort daarna was ik getuige van de eerste ontmoeting tussen Daisy en een Hollandse sneeuwbui. Eenmaal in het park gekomen raakte Daisy door het dolle heen. Met haar snuit vooruit gestoken snoof ze de sneeuw en sneeuwlucht op. Ze rende de bosjes in, een hele deken van sneeuw over zich heen trekkend. Met de vlokken in haar snor kwam ze aan de andere kant van de bossage weer tevoorschijn. Op de brug in het park werd zij zich ineens bewust van de kou die zich vanuit dit witte speelgoed door haar lichaam begon te verspreiden. Zittend in de sneeuw en daarmee ook nog eens erg koude billen riskerend, keek ze me intens zielig aan. Voorzichtig tilde ze een pootje op, alsof ze aan mij wilde laten zien hoe ontzettend koud haar voetje was. We zijn snel naar huis gelopen, waar ik Daisy onder een heerlijk warm dekentje heb geïnstalleerd op de bank.


Vanuit het raam kijk ik nu al de hele middag naar het af en aanvliegen van tuinvogeltjes die weten dat ze bij ons een heerlijk maaltje kunnen bemachtigen. Dikke houtduiven eten zich warm aan het zaad uit de voederkoker. Een roodborst doet zich tegoed aan een grote homp vet.




Zijn buikje steekt fel af tegen het wit van de sneeuw. Kauwtjes, eksters, tortelduiven, mezen en vinken, allemaal weten ze de weg naar onze rijk gedekte tafel te vinden. Alleen de halsbandparkieten en de staartmezen, die ik sinds een week trouwe bezoekers aan onze tuin mag noemen, hebben voor vandaag een ander restaurant gekozen. Als er wordt aangebeld en ik de deur open doen staat daar onze vaste postbode met een grote doos in zijn armen. Gisteren besteld en vandaag al in huis, een hele grote voorraad met tuinvogelvoer. Ze zullen het nodig hebben, de komende dagen!

1 opmerking: